Muisca

De Muisca is een Colombiaanse Chibcha-sprekende indianenstam. De Muisca bewoonden een gebied van ongeveer 25.000 km².[1][2] Het bevolkingsaantal aan het eind van hun geïsoleerde bestaan, bij de aankomst van de Spaanse conquistadores wordt geschat op tussen de 300.000 en twee miljoen mensen.[3]

Precolumbiaanse culturen
Muisca (1882)

Etymologie

Het woord "Muisca" betekent in de taal van het volk "mens of persoon". Aangezien het Muysccubun; de Chibchataal van de Muisca, die "taal van de mensen" betekent, geen onderscheid kent tussen enkelvoud en meervoud, betekent het woord ook "mensen, volk of personen".[4][5]

Geografie

De Muisca bewoonden een hoogplateau en aangrenzende valleien in de oostelijke keten van de Colombiaanse Andes. Deze Altiplano Cundiboyacense (Spaans voor "hoogplateau van Cundinamarca en Boyacá") is een gebied dat gekenmerkt wordt door door het jaar heen vrij constant klimaat en een altijdgroene vegetatie herbergt. De Altiplano strekt zich uit van de Páramo de Sumapaz in het zuidwesten tot de Kloof van Chicamocha in het noordoosten en wordt omringd door hogere bergen van de oostelijke keten alsmede valleien die rivieren in de geologische tijd hebben uitgesneden. De vallei ten oosten van de hoogvlakte wordt de Tenzavallei genoemd, een gebied met een milder klimaat dat ook door leden van het Muiscavolk bewoond werd. Het koele klimaat, de regelmatige regenval met nattere periodes in het voor- en najaar, en de hoogteverschillen in het gebied vormden een gunstig uitgangspunt voor de landbouw, waar de Muisca in excelleerden.

Belangrijke watermassa's op de Altiplano zijn en waren de verscheidene meren en moerassen, waaronder het Meer van Fúquene, het Meer van Herrera, het Meer van Iguaque en het Meer van Guatavita. De meren speelden een belangrijke rol in de religie van de Muisca. De rivier Bogotá was de hoofdader in het gebied en stroomt van noordoost naar zuidwest over de hoogvlakte. Andere rivieren die een bron van water en riviervis vormden, waren de rivier Funza en in het uiterste noordoosten van het gebied van de Muisca de rivier Chicamocha en de Sogamoso. De watermassa's kenden hun oorsprong in het Humboldtmeer, een pleistoceen meer dat bestond tot ongeveer 30.000 jaar geleden. De hedendaagse Subaheuvels (Spaans: Cerros de Suba) vormden een eiland in dit Humboldtmeer, dat omgeven werd door hogere bergen. De moerassen in en rond Bogotá, in het Spaans gekend als humedales de Bogotá, zijn een overblijfsel van het Humboldtmeer.

De Altiplano Cundiboyacense wordt in het zuidwesten gekenmerkt door de Savanne van Bogotá (Spaans: Sabana de Bogotá), een vlak en vruchtbaar gebied met een gemiddelde hoogte van 2640 meter boven zeeniveau. De Savanne is geen klimatologische savanne, maar wordt zo genoemd vanwege het vlakke karakter.

Klimaat

Het klimaat van de Altiplano Cundiboyacense, gelegen op enkele graden noorderbreedte en met een gemiddelde hoogte van 2650 meter boven zeeniveau, is gedurende het jaar constant en gekenmerkt door microklimaten veroorzaakt door de topografie van de Andes. Bogotá kent een Cfb-klimaat, waar in de noordelijkste, westelijke en oostelijke lager gelegen valleien een milder klimaat heerst. Algemeen beschouwd is de variatie in neerslag verdeeld in twee drogere en twee nattere "seizoenen". April-mei en oktober-november zijn maanden met meer regenval. De gemiddelde temperatuur in de valleien is 14 graden Celsius met lagere waarden in de hoger gelegen delen. Het centrale deel van Colombia wordt beïnvloed door El Niño en vooral La Niña, die droogte en hevigere regenperiodes veroorzaken.

Klimatogrammen voor de topografische extremen en vier belangrijkste Muiscanederzettingen
Klimatogram van
laagste: Charalá - 1290 m
JFMAMJJASOND
 
 
71
 
28.6
15.2
 
 
97
 
28.6
15.6
 
 
157
 
28.7
15.8
 
 
272
 
28.0
16.0
 
 
283
 
27.5
16.0
 
 
176
 
27.2
16.0
 
 
175
 
28.8
15.4
 
 
192
 
28.2
14.8
 
 
224
 
27.5
15.3
 
 
312
 
27.0
15.9
 
 
244
 
27.1
16.0
 
 
103
 
27.5
15.7
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
Klimatogram van
hoogste: Aquitania - 3030 m
JFMAMJJASOND
 
 
11
 
16.6
6.0
 
 
22
 
16.7
6.4
 
 
49
 
17.0
7.4
 
 
139
 
16.0
7.8
 
 
219
 
15.2
7.8
 
 
113
 
14.1
7.4
 
 
109
 
13.5
7.1
 
 
94
 
13.9
7.0
 
 
83
 
14.5
6.9
 
 
109
 
15.4
7.1
 
 
75
 
15.9
7.2
 
 
24
 
16.1
6.5
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
Klimatogram van
NW: Vélez - 2050 m
JFMAMJJASOND
 
 
34
 
19.2
7.2
 
 
46
 
19.4
7.6
 
 
67
 
19.3
8.6
 
 
113
 
18.8
9.2
 
 
102
 
18.4
9.3
 
 
63
 
17.8
9.1
 
 
47
 
17.6
8.7
 
 
47
 
17.8
8.5
 
 
56
 
18.2
8.2
 
 
119
 
18.2
8.5
 
 
112
 
18.4
8.6
 
 
60
 
18.8
8.0
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
Klimatogram van
NO: Soatá - 1950 m
JFMAMJJASOND
 
 
41
 
24.7
12.0
 
 
58
 
25.1
12.2
 
 
88
 
25.1
12.8
 
 
271
 
23.9
13.3
 
 
241
 
23.4
13.2
 
 
126
 
23.0
12.9
 
 
101
 
23.2
12.4
 
 
103
 
23.4
12.6
 
 
155
 
23.5
12.5
 
 
260
 
23.1
12.9
 
 
163
 
23.3
13.0
 
 
84
 
23.8
12.3
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
Klimatogram van
ZW: Tibacuy - 1647 m
JFMAMJJASOND
 
 
72
 
23.8
15.2
 
 
90
 
24.3
15.3
 
 
109
 
24.5
15.9
 
 
170
 
23.9
16.3
 
 
155
 
23.6
16.2
 
 
88
 
23.3
15.4
 
 
57
 
23.9
15.5
 
 
52
 
24.1
15.5
 
 
80
 
24.3
15.0
 
 
214
 
23.4
15.2
 
 
216
 
22.7
15.1
 
 
100
 
23.3
14.9
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
Klimatogram van
ZO: Ubalá - 1949 m
JFMAMJJASOND
 
 
47
 
23.4
11.3
 
 
93
 
23.6
12.2
 
 
136
 
23.5
13.4
 
 
216
 
23.0
13.7
 
 
290
 
22.3
13.7
 
 
360
 
21.1
13.2
 
 
332
 
21.0
13.0
 
 
276
 
21.3
12.8
 
 
205
 
21.9
12.4
 
 
188
 
22.4
12.7
 
 
132
 
22.5
12.7
 
 
72
 
22.7
12.0
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
Klimatogram van
Bacatá - 2640 m
JFMAMJJASOND
 
 
34
 
19.2
7.2
 
 
46
 
19.4
7.6
 
 
67
 
19.3
8.6
 
 
113
 
18.8
9.2
 
 
102
 
18.4
9.3
 
 
63
 
17.8
9.1
 
 
47
 
17.6
8.7
 
 
47
 
17.8
8.5
 
 
56
 
18.2
8.2
 
 
119
 
18.2
8.5
 
 
112
 
18.4
8.6
 
 
60
 
18.8
8.0
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
Klimatogram van
Hunza - 2820 m
JFMAMJJASOND
 
 
23
 
18.8
6.8
 
 
30
 
19.1
7.3
 
 
64
 
19.2
8.2
 
 
116
 
18.2
8.8
 
 
108
 
17.5
8.9
 
 
92
 
16.3
8.3
 
 
70
 
16.0
7.9
 
 
69
 
16.6
7.9
 
 
72
 
17.0
7.8
 
 
122
 
17.3
8.2
 
 
108
 
18.0
8.3
 
 
43
 
18.3
7.3
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
Klimatogram van
Sugamuxi - 2569 m
JFMAMJJASOND
 
 
19
 
21.7
8.1
 
 
31
 
22.0
8.6
 
 
58
 
22.1
9.0
 
 
114
 
20.8
10.0
 
 
107
 
20.1
10.1
 
 
65
 
19.4
9.4
 
 
49
 
19.1
8.6
 
 
51
 
19.5
8.7
 
 
64
 
19.8
8.7
 
 
116
 
19.9
9.5
 
 
89
 
20.5
9.3
 
 
35
 
20.9
8.2
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
Klimatogram van
Tundama - 2590 m
JFMAMJJASOND
 
 
21
 
21.1
7.2
 
 
43
 
21.5
7.9
 
 
65
 
21.6
8.0
 
 
123
 
20.4
9.3
 
 
126
 
19.7
9.4
 
 
75
 
19.1
8.6
 
 
54
 
19.1
7.8
 
 
54
 
19.3
7.8
 
 
74
 
19.5
7.9
 
 
143
 
19.3
8.8
 
 
92
 
20.0
8.6
 
 
42
 
20.6
7.4
Temperatuur in °CTotale neerslag in mm
De klimaten (Af-Cfb-Cwb) van de geografische (NW, NO, ZW and ZO) en topografische extremen en de vier belangrijkste nederzettingen van de Muiscaconfederatie
van zuidoost tot noordwest; Bacatá, Hunza, Sugamuxi en Tundama

Cultuur

Het dagelijkse leven

De samenleving van de Muisca was, zeker voor middeleeuwse begrippen, egalitair.[6] Er was een bepaalde hiërarchie in de gemeenschap, met de leiders, priesters en guecha (krijgers) als belangrijkste vertegenwoordigers, maar de toegang tot grondstoffen en de architectuur vertoonde een samenleving die weinig verschillen kende.[7]

Voorbeeld van Muiscahuizen in het Parque Arqueológico de Sogamoso
De Muisca-cijfers 1 t/m 20 zoals ze door resp. Acosta, Humboldt en Zerda werden geregistreerd.

Een typische Muisca-nederzetting bestond uit een aantal huizen rondom dat van de hoofdman. Een huis bestond uit een houten geraamte, muren van stro en gedroogde modder en een met bladeren bedekt dak. De nederzetting was met een palissade afgezet. Muiscas construeerden ten tijde van de Spaanse veroveringen nog geen stenen bouwwerken, hoewel men op heilige plaatsen wel stenen pilaren oprichtte.

Hoewel Muisca-petroglyfen zijn gevonden hadden deze waarschijnlijk geen verhalende functie. De Muiscas beheersten het schrift niet en hun geschiedenis is gebaseerd op overlevering en vertellingen, waardoor hun geschiedenis voornamelijk uit legendes en parabels bestaat. Muiscas waren wel in staat berekeningen te doen. Ze gebruikten daarvoor een 20-tallig stelsel, waarschijnlijk gebaseerd op de vingers en tenen.

Muiscas waren landbouwers. Ze bouwden irrigatiekanalen en terrassen om te voorkomen dat de aarde van de hellingen wegspoelde. De belangrijkste landbouwproducten waren maïs, aardappelen, pompoenen, yucca, bonen en fruit. De mannen bewerkten de aarde en de vrouwen zaaiden en oogsten.

Jacht en visserij waren voor iedereen toegestaan, maar jacht op groot wild, veelal herten die in groten getale de savanne bevolkten, was alleen voorbehouden aan de opperhoofden, de caciques en uzaques.

Weven en mandenmaken was een typische familiebezigheid. Manden werden van riet vervaardigd. Textiel werd geweven van katoen. De vezels van yucca of agave werden gebruikt om touw, netten en riemen te maken. Families maakten zelf aardewerk maar er waren ook nederzettingen waar pottenbakkerij een specialisatie was.

Goudbewerking was binnen de Muisca-cultuur een belangrijk ambacht en de beste goudsmeden woonden rond Guatavita. Goud was echter schaars en moest geïmporteerd worden. Koper werd wel in de regio gevonden en de meeste gouden voorwerpen bestonden dan ook uit een legering van koper en goud, genaamd tumbaga. De Muiscas gebruikten de verlorenwasmethode om unieke objecten te gieten en in stenen gekerfde figuren als gietvorm voor identieke stukken en kettingschakels. Gouden voorwerpen dienden in het algemeen als offergaven, tunjos, aan goden en heilige plaatsen, niet als sieraden voor de opperhoofden.

Op enkele plaatsen in het Muisca-gebied werd mijnbouw bedreven. Smaragd, koper, steenkool en zout werd gewonnen. Zout uit de bronnen van Nemocón, Zipaquira en Tausa werd gewonnen door het zoute water in te koken. Zout was een gewild product en gaf de Muiscas een zekere handelspositie ten opzichte van de omliggende gebieden.

Handel werd over grote afstanden bedreven - sommige bronnen spreken van 800 km. Over smalle paden trokken handelaren over de bergen met handelswaar op hun rug, zoals zoutbroden, keramiek, kleden en voedsel. Aan de grenzen van het Muisca-gebied troffen ze buurstammen, en daar ruilden ze hun producten voor goud, katoen, veren, coca en voedsel.

Ook onderling was handel in het Muisca-gebied georganiseerd. In de nederzettingen waren er om de vier dagen markten en de marktdag was verschillend voor iedere nederzetting. Dit maakte het mogelijk om iedere dag een plaats in de buurt te bereiken waar producten konden worden gekocht of verkocht.

Politieke en maatschappelijke organisatie

Er bestonden ten tijde van de Spaanse veroveringen naast een aantal kleinere gemeenschappen twee grote Muisca bondgenootschappen: Bacatá (Bogota) en Hunza (Tunja) die samen ongeveer 400.000 inwoners hadden. De federatie van Bacata was de grootste en nam ongeveer 40% van het totale Muisca-gebied in beslag, gevolgd door de federatie van Hunza. Aan het hoofd van de Bacatá stond een zipa - bij de Hunza heette het opperhoofd zaque. De zipa en zaque hadden slaven en meerdere vrouwen.

De maatschappelijke organisatie draaide om het cacicazgo, het stamhoofd, en een overerfbaar leiderschap via de vrouwelijke lijn. In het bijzonder: de opvolger van het stamhoofd was de oudste neef, de zoon van zijn zus. Bij erfenissen had de familie van de vrouw recht op het land.

De machtsstructuur van de Muiscas begon op het laagste niveau bij de hoofden van de families, gevolgd door de uzaque – het hoofd van het dorp. Daarboven volgde de bijeenkomsten van de lokale opperhoofden en de federatie van uzaques, om te eindigen bij de zipa of de zaque, de hoogste federale autoriteit, wiens aanzien onder de Muiscas niet veel onderdeed voor de autoriteit van de Spanjaarden. Om belangrijke beslissingen te nemen riep het opperhoofd van de federatie – zipa of zaque – een raad van de uzaques bijeen. Dit vormde een belangrijke bindende factor in de federatie van de Muiscadorpen.

De bevolking betaalde belasting aan de zipa of zaque in de vorm van oogst of arbeid. Daartegenover zorgden de zipa en zaque voor voorraden levensmiddelen en wapens ten tijde van droogte of oorlog.

De opperhoofden stelden wetten op en voerden hun legers aan. De Muiscas droegen ter inspiratie in hun gevechten mummies van overleden strijders mee. Guechas, getrainde strijders, bewaakten de grens. De communicatie binnen het Muisca-rijk werd verzorgd door boodschappers, tiuquines, snelle sterke mannen die het nieuws rennend van dorp naar dorp rondbrachten. De twee belangrijkste vijanden van de Muiscas waren de Muzos en de Panches, stammen aan de grenzen van het Muisca-gebied. Muiscas waren regelmatig in staat van oorlog met deze stammen.

Recent onderzoek toont aan dat lichamen die begraven waren met versieringen en ornamenten, de elite, genetisch meestal geen verwantschap met elkaar hadden. Leiderschap zou dus geen overerfbare eigenschap zijn.

Religie en mythologie

Belangrijke heiligdommen van de Muisca
Natuur
Meer van Guatavita Sesquilé
Cundinamarca
Meer van Tota Tota
Boyacá
Meer van Iguaque Sesquilé
Boyacá
Meer van Suesca Suesca
Cundinamarca
Meer van Fúquene Fúquene
Cundinamarca
Meren van Siecha Guasca
Cundinamarca
[[Watervallen van<br>Tequendama]] San Antonio
del Tequendama

Cundinamarca
Cultuur
El Infiernito Villa de Leyva
Boyacá
Maantempel Chía
Cundinamarca
Zonnetempel Sogamoso
Boyacá
Cojines del Zaque Tunja
Boyacá
Tempel van Goranchacha Tunja
Boyacá
Bron van Hunzahúa Tunja
Boyacá

De religie van de Muisca werd gekenmerkt door een relatief klein aantal goden en godinnen die elk een bepaalde natuurwetenschappelijke moderne verklaring hebben. De belangrijkste goden voor de Muisca waren Sué, de god van de Zon, en Chía, de godin van de Maan, die in de religie van de Muisca de echtgenoot was van Sué. Beide goden kenden hun oorsprong in Chimingagua, de oppergod en Schepper van het heelal. Andere belangrijke goden waren Bachué, de moedergodin van alle mensen, vergelijkbaar met de Griekse Gaia, Chibchacum, de god van donder, regen en bliksem, en de wijze Bochica; de boodschapper vergelijkbaar met de Griekse Hermes. Verdere goden en godinnen waren Huitaca, de rebellerende godin van de kunsten (met name dans en muziek), Nencatacoa, de "Bacchus" van de Muisca; god van de bouw, wevers en kunstenaars en festiviteiten, Cuchavira, de regenbooggod, en Chaquén, de god van sport en vruchtbaarheid, licht vergelijkbaar met de Romeinse god Mars. Mindere goden waren Chibafruime, de god van de oorlogsvoering, en de equivalent van de Duivel; Guahaioque, verantwoordelijk voor het liegen, stelen en de dood.

De belangrijkste mythologische figuren waren Thomagata, Pacanchique, Goranchacha en Idacansás.

Reconstructie van de Zonnetempel in het Archeologische Museum van Sogamoso
Astronomisch bouwwerk nabij Villa de Leyva. Het bouwwerk is in de loop van de eeuwen steeds verder afgebroken. In 1894 stonden er nog twee rijen met resp. 34 en 12 zuilen. Nu staan er nog 25 zuilen op een rij.
Een uitbeelding van het inwijdingsritueel van het nieuwe opperhoofd in goud. Weergegeven is een vlot met de nieuwe Zipa omringd door zijn priesters en roeiers.

Elementen van de Muisca-mythologie komen overeen met die van andere Chibcha-culturen en met die van de Inca's. Muiscas geloofden dat Chiminigagua de wereld creëerde. In het begin was alles donker en Chiminigagua zond zwarte vogels uit over de wereld die uit hun snavels schitterende lucht ademden en op die manier licht over de aarde brachten. De zon en de maan, die ook als goden werden vereerd, kwamen daarvoor later in de plaats.

De eerste mens die de aarde bewoonde was een vrouw. Volgens de legende kwam deze vrouw, Bachué, uit het meer van Iguaque, waarboven de zonnewende plaatsvindt. Aan haar hand had ze een jongetje van 3 jaar. Toen de jongen groot genoeg was, trouwden ze en kregen vele kinderen die de aarde bevolkten. Bachué en haar man keerden na vele jaren terug naar het meer Iguaque. Daar veranderden ze in twee slangen en verdwenen weer in het water. Meren waren daarom in de Muisca-religie van groot belang. Bachué was ook de godin van vruchtbaarheid. Zij werd ook wel Furachoque genoemd, wat “Goede Vrouw” betekent.

Een andere legende gaat over Bochica, een man met lange haren en een baard die op een dag uit het Oosten het Muiscagebied betrad. Hij leerde de Muisca-voorouders zich te kleden, zich te beschilderen, oprechtheid, de wetten te respecteren en hij leerde hen over het zielenleven. Op een dag verdween hij in het westen, in de rotsen een voetspoor achterlatend. Jaren later vond er een grote overstroming plaats die dorpen vernielde en waarbij veel mensen omkwamen. De Muiscas smeekten om Bochica en hij verscheen opnieuw op de regenboog. Met zijn gouden staf, sloeg hij de rotsen doormidden. Het water, dat al een meer had gevormd in de savanne, verdween in een grote waterval, de huidige Salto del Tequendama. De schuld van de overstroming lag bij Huitaca, een losbandige duivel, en bij de god Chibchacum, beschermgod van de landbouwers. Bochica strafte hen allebei. Huitaca werd veranderd in een nachtuil en Chibchacum werd gedwongen om voortaan de aarde op zijn schouders te nemen. Muiscas dachten dat aardbevingen ontstonden als hij moe werd en de aarde op zijn andere schouder legde.

Muiscas geloofden in een leven na de dood. De ziel was onsterfelijk en reisde na de dood naar het centrum van de aarde, verder levend in een wereld die leek op de aardse wereld, etend en drinkend met hun vrouwen. Daarom werden bij de begrafenis van een hoofdman een aantal van zijn favoriete vrouwen, slaven, eten en drinken, kleding, wapens en sieraden mee begraven.

Priesters stonden in hoog aanzien in de Muisca-gemeenschap. Zij werden daartoe van kinds af aan opgeleid. Zij onderhielden de tempels en begeleidden religieuze ceremonies. Ze begroeven de doden, de leiders werden eerst gemummificeerd. Offergaven werden via de priesters aan de goden aangeboden. Het aanbidden van de zon en de maan stond centraal in de religie van de Muiscas. De priesters voedden moxas op, kinderen die op 15-jarige leeftijd werden geofferd aan de Zonnegod.

Priesters voorspelden aan de hand van de sterren, maan en wolken het weer en berekenden de tijdstippen waarop gezaaid, bemest en gesnoeid moest worden. Nabij Villa de Leyva zijn nog 25 grote cilindrische kolommen te vinden die in oost-westrichting zijn geplaatst. Deze kolommen werden gebruikt bij astronomische observaties en religieuze ceremonies, en waarschijnlijk fungeerden ze als een grote zonnewijzer. In een straal van een kilometer rondom de zonnewijzer vindt men nog een veelheid aan stenen kolommen, en ook in andere Muisca-gebieden komt men rijen van stenen kolommen tegen. Priesters hadden bovendien kennis van de genezende krachten van kruiden. Hun religieuze ervaringen werden mogelijk beïnvloed door het gebruik van yopo en coca.

Een van de belangrijkste ceremonies binnen de Muisca-gemeenschap was de inwijding van het nieuwe opperhoofd. Mogelijk is het ontstaan van de legende van El Dorado het gevolg van deze ceremonie. Na jaren van voorbereidingen werd de opvolger van het opperhoofd, de zoon van de oudste zus van het vorige opperhoofd, naar het heilige meer van Guatavita geleid. Voor de dageraad werd hij door de priesters ingesmeerd met hars, en bestrooid met goudstof. Als een gouden standbeeld met de scepter van het opperhoofd besteeg hij een vlot met zijn uzaques en zijn priesters. Uit respect keek niemand hem in zijn gezicht. Het volk maakte vuren op de oevers en keerde hem respectvol de rug toe. Bij de eerste zonnestralen wierp het nieuwe opperhoofd goud en smaragden als offergaven aan de goden in het water. Na zich ondergedompeld te hebben besteeg hij opnieuw het vlot om naar de oever terug te keren. Met muziek van trommels, fluiten en bellen en het drinken van chicha (een alcoholische drank van maïs) werd het nieuwe opperhoofd moed, gezag en geluk gewenst.

Taal

De taal van de Muisca wordt, in de eigen taal, Muysccubun genoemd; "taal van de mensen".[8] Deze vorm van Chibcha werd gesproken doorheen het hele gebied dat de Muisca bewoonden. In het noorden van het huidige departement Boyacá kende men een dialect, dat Duit genoemd wordt. Deze vorm van Muysccubun wijkt licht af van het standaard-Chibcha dat gesproken werd.[9] De taalgroep die heden ten dage Chibcha genoemd wordt, bestaat uit een variëteit aan talen die onderling weinig samenhang hebben; de Chibchataalgroep wordt verondersteld te behoren tot een gebied zich uitstrekkend van Nicaragua tot Centraal-Colombia en is een losse indeling van op elkaar lijkende talen.

Economie

De economie van de Muisca was gestoeld op drie belangrijke pijlers; landbouw, de winning van zout en handel. De eerste Spaanse kronieken verhalen van een volk dat bestond uit uitstekende handelaren, meer dan dat het krijgers waren. Economisch gezien waren de Muisca zelfvoorzienend; in de basisbehoeften werd voorzien door de geavanceerde landbouw en luxeproducten als edelmetalen, veren en schelpdieren werden verkregen door middel van handel met naburige inheemse gemeenschappen.

Landbouw

Landbouw was de voornaamste bron van inkomsten voor de Muisca en werd uitgevoerd op verhoogde terrassen. Er werd gebruikgemaakt van irrigatie en drainage om de hoogste kwaliteit van landbouw te bewerkstelligen. De vruchtbare bodems van met name de savanne van Bogotá in combinatie met de overvloedige regenval en het constante klimaat, maakte twee oogsten per jaar mogelijk. Ook de geografische ligging hielp mee een omvangrijk aanbod aan verschillende gewassen mogelijk te maken; door de klimatologische omstandigheden werden verscheidene gewassen verbouwd in de gunstigste klimaatzones. In de hoger gelegen gebieden werden vooral aardappelen en soorten wortels verbouwd en in de valleien op lagere hoogte vormden maïs en vruchten de hoofdmoot.

Mijnbouw

Naast de landbouw speelde de mijnbouw een belangrijke rol in het dagelijks leven van de Muisca, die "Het volk van zout" of "de zoutmensen" genoemd werden door de eerste Spaanse conquistadores. De zoutwinning concentreerde zich rond de fossiele voorkomens van steenzout waarbij de huidige gemeenten Zipaquirá, Nemocón en Tausa de belangrijkste gebieden vormden. Dit zout werd gewonnen uit lagen afgezet in het Krijt, toen het centrale deel van wat later Colombia is gaan heten, verbonden was met de proto-Caribische Zee. Zeespiegelschommelingen en het hete klimaat zorgden voor periodes van verdamping en afzetting van zoutlagen in de gebieden die tijdens het Neogeen werden opgeheven tot de huidige Andes.

Zout werd gewonnen door brokken steenzout op te lossen in water in keramische potten, verhit boven een vuur. De warmte verdampte het water uit deze zoutoplossingen waardoor zoutkristallen achterbleven. Dit proces was een taak exclusief uitgevoerd door de vrouwen uit de Muiscasamenleving. Het zout werd gebruikt voor het drogen van vis en vlees, in de keuken van de Muisca en als handelsproduct.

Naast zout waren ook de smaragden gewonnen door de Muisca in de wijde omtrek bekend. De naburige Muzo, die de westelijke gebieden van het huidige Boyacá en Cundinamarca bewoonden, bevonden zich in de rijkste smaragdgebieden die heden ten dage Colombia de nummer één producent van smaragden in de wereld maakt. Echter ook oostelijker, met name in de tegenwoordige gemeentes Chivor en Somondoco, werden smaragden gewonnen door de Muisca. Dit proces vond plaats door met stokken de halfedelstenen uit het gesteente te pulken, te wassen of door in sedimentaire gesteenten aanwezige smaragden te winnen. Smaragden waren vooral belangrijk als handelsmiddel en als offers aan de goden uit de religie van de Muisca.

Steenkool vormde een andere bron voor de Muisca en werd voornamelijk gebruikt om vuur mee te stoken of als grondstof voor de pigmenten die gebruikt werden voor de beschildering van kleding. Deze steenkool werd gemijnd uit formaties afgezet in het Eoceen.

Handel

De strategische ligging in het hart van de oostelijke Colombiaanse Andes maakte het mogelijk handel te drijven met verschillende andere inheemse volkeren, ten noorden, zuiden, westen en oosten. De Muisca waren gekend als uitstekende handelaren en hielden regelmatig marktdagen om hun producten te verhandelen met naburige gemeenschappen. De eerste Spaanse verhandelingen over de Muisca vertellen van markten die elke week; dat wil zeggen elke vier dagen, gehouden werden. Belangrijke marktnederzettingen waren Turmequé, Suesca, Zipaquirá, Somondoco, Bacatá en Tunja. Markten werden ook gehouden in Funza, Chocontá, Pacho en Tocancipá. De noordelijke nederzettingen Motavita, Soatá en Chitagoto vormden de belangrijkste basis voor de handel in cocabladeren, die door de Muisca geconsumeerd werden bij religieuze ceremonies. De psychoactieve plant yopó werd verhandeld met de inheemse volkeren in het oosten, afkomstig uit de Llanos Orientales.

Goud, het edelmetaal dat de Spaanse overheersers uiteindelijk naar Bacatá leidde, kwam nauwelijks voor in het gebied dat de Muisca bewoonden, maar werd verhandeld op markten in Sorocotá, gelegen aan de rivier de Suárez. Het goud werd geruild voor smaragden en andere waardevolle producten. Handelaren van de Muisca reisden tot aan La Tora, het huidige Barrancabermeja, om de waardevolle Caribische schelpen aan te kopen die werden gebruikt als offer en als decoratie.

Uniek voor de Muisca was het gebruik van geld; tunjuelo genoemd. Deze ronde muntstukken van goud waren onbedrukt en werden gebruikt als middel voor de handel.

Architectuur

Bohíos van de Muisca (reconstructie)

Anders dan de andere drie geavanceerde pre-Columbiaanse beschavingen in de Amerika's; de Inca's, Maya's en Azteken, zijn er van de Muisca geen grote architectonische bouwwerken bewaard gebleven. De architectuur van de Muisca was meestal van hout en bestond uit cirkelvormige bouwwerken. Zowel de tempels als de huizen van de Muisca werden gebouwd door houten palen in een cirkel te plaatsen rondom een iets verhoogd platform. De daken waren van gedroogd plantaardig materiaal. De huizen van de Muisca werden bewoond door een familie en kenden geen afscheidingen waardoor één open ruimte overbleef. De nederzettingen waren klein en bestonden uit tien tot hooguit honderd van deze cirkelvormige huizen. Rondom de nederzetting werden palissades opgericht. De woning van de cacique bevond zich centraal in de nederzetting, meestal gelegen aan een klein plein.

Van de huizen en heiligdommen van de Muisca is door het gebruik van vooral hout en gedroogde materialen zeer weinig bewaard gebleven. Een reconstructie van de belangrijkste tempel van de Muisca is gebouwd in het archeologisch museum van Sogamoso door Eliécer Silva Celis, gebaseerd op studies van de vroege kronieken over de Muisca gecombineerd met archeologische vondsten. Andere tempels, bijvoorbeeld de Maantempel in Chía, zijn niet bewaard gebleven. Bovendien vernietigden de Spaanse overheersers de bestaande heiligdommen in de vroeg-koloniale periode en bouwden er katholieke kerken en kathedralen voor in de plaats. De Muisca bouwden, anders dan de Inca's, ook geen wegen. Handelsroutes werden uitgegraven in het losse zand of gevormd door kabelbruggen te spannen over de vele rivieren en kreken in het gebied.

Astronomie en kalender

Zoals ook andere precolumbiaanse beschavingen kenmerkten de Muisca zich door een gevorderde kennis van de hemellichamen. Op verscheidene strategische locaties op de Altiplano werden tempels gebouwd ter ere van de belangrijkste goden van de Muisca; de zonnegod Sué en zijn echtgenote, de maangodin Chía. De belangrijkste tempels waren aldus die van Sugamuxi, de stad van de Zon, en Chía, de stad van de Maan. Ook buiten deze gebieden werden astronomische bouwwerken geplaatst, met als bekendste nog bestaande vertegenwoordiger El Infiernito. Deze plek, die door de Spaanse koloniserende macht "de kleine hel" genoemd werd, bestaat uit rijen opgerichte menhirs die tijdens de zonnewendes van juni en december een lijnrechte schaduw werpen. El Infiernito, net buiten Villa de Leyva, is een van de weinige tastbare overblijfselen van de astronomische kennis van de Muisca.

De geavanceerde astronomische kennis van de Muisca is ook vertegenwoordigd in hun kalender. Deze lunisolaire kalender kende een complexe rekening naargelang de stand van de Zon en vooral de Maan. De kalender werd gevormd door drie verschillende typen jaren; het "rurale jaar" (Spaans: año rural) dat twaalf of dertien maanden kende, het "gewone jaar" (Spaans: año común of in Muysccubun zocam) gekenmerkt door het "perfecte" aantal van twintig maanden en het "heilige jaar", bestaande uit 37 maanden.[10][11][12]

Elke maand bestond uit dertig dagen en de weken werden onderverdeeld in vier dagen elk. De Colombiaanse antropoloog publiceerde in 2009 zijn afstudeeronderzoek over deze kalender en concludeerde dat deze unieke combinatie van maanden het resultaat was van de verschillende maanstanden. De synodische maand wijkt licht af van de siderische maand, een feit dat de Muisca met deze complexe kalender trachtten te beschrijven.

Volgens de legende zou Bochica de Muisca hebben geleerd om te weven, pottenbakken en landbouwbedrijven. De komst van Bochica, beschreven door Pedro Simón op 14.800 maanden ervoor, zou 20 Bxogonoa of 2000 heilige jaren van 37 maanden, geleden plaatsgevonden hebben.[13] In de Gregoriaanse kalender is dat 6166,7 jaar.

Oorlogsvoering

Historische veldslagen
Slag bij Pasca 1470 zipa Meicuchuca
cacique Sutagao
Slag bij Chocontá 1490 zipa Saguamanchica
zaque Michuá
Slag bij Tocarema 20 aug
1538
zipa Sagipa & conquistadores
Panche

Hoewel de Muisca ook bij de Spanjaarden bekendstonden als een volk van handelaars, niet van krijgers (muchas hipas, no minas), kende de samenleving een klasse van krijgers die het terrein aan de buitengrenzen beschermde en strijd voerde. In de laatste decennia van de Muiscaconfederatie zijn slechts twee veldslagen beschreven; de Slag bij Chocontá ongeveer in 1490 en de Slag bij Pasca rond de twintig jaar eerder.

De Slag bij Tocarema was een veldslag tijdens de Spaanse verovering, toen naar schrijven vijftig Spaanse soldaten een alliantie met 15.000 guecha van zipa Sagipa de Panche in Cachipay versloegen en onderwierpen.

Geschiedenis

Geschiedenis van de Muisca
Lithische periode < 10.000
Archaïsche periode 10.500 - 800 v. Chr. · El Abra
· Tequendama
· Piedras
del Tunjo

· Checua
· Meer van Herrera
Herreraperiode 800 v. Chr. - 800
Muisca 800 - 1537
Spaanse verovering van de Muisca 1537 - 1539
Koloniale tijd 1539 - 1810
Colombia 1810 -

De geschiedenis van de Muisca bestrijkt een periode tijdens de Europese middeleeuwen en vroege zestiende eeuw; van ongeveer 800 tot 1537. De Muisca vormden een van de vier grote pre-Columbiaanse beschavingen in de Amerika's. De geschiedenis van de Inca's, Maya's en Azteken is uitgebreid gedocumenteerd en beschreven, waar de Muisca relatief weinig historische aandacht hebben gekregen.

Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw, bood meer en breder onderzoek naar de beschaving op de Altiplano Cundiboyacense; het centrale hoogplateau in de oostelijke keten van de Andes in Colombia, inzicht in de leefwijze, zelfvoorzienende economie, bloeiende handel, relatief weinig conflicten met naburige gemeenschappen, rijke landbouw, keuken, religie, mythologie, astronomie en kalender en vooral de naamgever van het "Volk van het Zout" (Spaans: Pueblo de la Sal); de winning van en handel in steenzout, gewonnen in de vallei van Zipaquirá-Nemocón en Tausa. De Muisca werden echter bekend vanwege de bewerking en gedetailleerde kunst in een edelmetaal dat nauwelijks voorkomt op de Altiplano: goud. De Muisca gebruikten voornamelijk legeringen hiervan met koper en zilver, dat tumbaga (geel goud) genoemd wordt.

Op het moment van eerste contact en verovering, in het voorjaar van 1537, bewoonden tussen 300.000 en twee miljoen Muisca een gebied van ongeveer 25.000 km²; gelegen in de hedendaagse departementen Cundinamarca, Boyacá en een klein deel van Santander. De valleien en heuvels van de Andes, van de mensen; Muisca of Muysca betekent zowel "mens" als "mensen", was georganiseerd in een losse "confederatie". Het zuidelijke deel van de Altiplano; de Savanne van Bogotá, werd geleid door de zipa, het centrale en noordwestelijke deel door de zaque en de noordoostelijke vallei van Sogamoso-Duitama werd beheerd door de religieuze iraca in de Stad van de Zon; Sugamuxi en de tundama in Tundama.

De verovering door de Spanjaarden nam relatief weinig jaren in beslag. De wapenuitrusting van de Europeanen was veruit superieur aan de lichte speren, stokken en giftige pijlen van de inheemse volkeren. Enkele dodelijke epidemieën veroorzaakten de grootste neergang in de Muiscageschiedenis; in de eerste honderd jaar stierf rond de tachtig procent van de Muisca.

Vergeleken met de Azteken, Maya's en Inca's zijn de Muisca als vierde grote beschaving in de Amerika's onbekend, mede door het gebrek aan stenen architectuur als Tenochtitlan, Chichen Itza, Tikal, Copán en Machu Picchu. De bekendheid werd vooral gevormd vanwege de fijne goudbewerking en de winning van zout, een taak die exclusief de vrouwen uit de Muiscasamenleving beoefenden.

Kennis van de geschiedenis van de Muisca komt uit primaire bron van Gonzalo Jiménez de Quesada en vroege secundaire bronnen van Pedro Simón, Juan de Castellanos en later Lucas Fernández de Piedrahita. Modern archeologisch, antropologisch en astronomisch onderzoek vond plaats door Carl Henrik Langebaek, Javier Ocampo López, Jorge Gamboa Mendoza, Manuel Izquierdo Peña, Marianne Cardale de Schrimpff, Ana María Groot de Machecha, Thomas van der Hammen en anderen.

Lithische periode

Tijdens het late pleistoceen en het vroegste holoceen, was het klimaat van de Altiplano Cundiboyacense kouder dan vandaag; glaciaties in de zuidelijker gelegen Sumapaz en het bestaan van het ongeveer 4500 km² grote Humboldtmeer, vormden het toneel voor pleistocene megafauna; fossiele resten van Stegomastodon, Neochoerus, Odocoileus en Haplomastodon waringi.[14] Astrapotherium kende als habitat de rivier Magdalena, ten westen van de hoogvlakte.[15] Fossil remains of Megatherium en Mastodon zijn gevonden in Quipile, in voormalig Pancheterrein.[16] Het Humboldtmeer, dat de vlakke topografie van de Savanne van Bogotá bedekte, begon te verdwijnen rond 30.000 jaar geleden.[17]

De eerste menselijke bewoners bereikten de hoogvlakte in de Andes rond 12.500 geleden en vestigden zich in de overhangende rotsen van El Abra. In Tibitó, in het nabijgelegen Tocancipá werden vondsten van deze jager-verzamelaars gedateerd tot 11.500 jaar geleden.[18][19] Ook in Tequendama, een rotspartij ten westen van de kern van Soacha, zijn archeologische vondsten gedaan van vroege en langdurige bewoning, van 11.000 jaar geleden tot de verovering door de Spanjaarden in 1537.[20]

Archaïsche periode

De stenen werktuigen, gevonden op verschillende locaties van de Altiplano, wijzen op een overgang van jager-verzamelaargemeenschappen naar een cultuur van permanente vestiging. Aguazuque en Checua zijn vindplaatsen in respectievelijk Soacha en Nemocón die deze overgang en de introductie van landbouw, begrafenisrituelen, domesticatie van cavia's en de ingebruikname van keramiek hebben blootgelegd.[21][22] Verscheidene gereedschappen dienden voor de ontbening van hertenvlees, dat de hoofdmoot van het eiwitrijke dieet vormde.[23]

Herreraperiode

De Herreraperiode wordt algemeen gedefinieerd van 800 vóór tot 800 na Christus.[24][25] Deze tijd werd gekenmerkt door het eerste keramiek, de vroege goudbewerking en de archeoastronomische plaats El Infiernito. De periode is genoemd naar het Herrerameer, waar vondsten voorafgaand aan deze periode en uit de Herreraperiode zijn gevonden.[26]

Menselijke tijdlijn van de Altiplano Cundiboyacense, Colombia
Spaanse RijkMuiscaLandbouwJager-verzamelaar

Altiplano


Muiscaconfederatie

Opkomst van de Muisca

300 tot 400 jaar voor onze jaartelling trokken Chibcha-sprekende indianen vanuit Midden-Amerika naar Colombia, Venezuela en Ecuador. De Chibcha vestigden zich oorspronkelijk aan de Atlantische kust en later in het binnenland. Rond 1000 n.Chr. migreerden oorlogszuchtige Carib-indianen van de Braziliaanse kuststreek en de Caraïbische eilanden naar de Colombiaanse kusten en de rivierdalen van de Rio Magdalena en Rio Cauca en verdreven de Chibcha naar hoger gelegen Andes-gebieden. De Chibcha-indianen bereikten een hoge graad van economische en politieke ontwikkeling. Toen de Europeanen rond 1500 Zuid-Amerika begonnen te ontdekken was de Chibcha de prominentste etnische groep in Colombia. Zij waren onderverdeeld in de Muisca en de Tairona, en nog enkele kleinere groepen.

Op het hoogtepunt van de Muisca-cultuur leefden er zo’n 56 verschillende stammen met ongeveer 1.000.000 inwoners verspreid in nederzettingen over het gebied van het huidige Cundinamarca en Boyacá, ca. 50.000 km². In een volkstelling van 1993 werden er nog 500 geregistreerd.

De Spaanse overheerser gaf deze groep indianen de naam Muisca omdat ze het woord veelvuldig gebruikt hoorden worden. De indianen duidden zichzelf echter niet aan met deze naam, het woord Muisca betekent in dit Chibcha-dialect 'persoon'. Door de klankovereenkomst en het feit dat de Spanjaarden veel Muiscas aantroffen werden ze ook wel Mosca genoemd, het Spaanse woord voor vlieg.

Muiscaconfederatie

Spaanse verovering

De expedities van De Quesada's (1536-1540) in groen
Traject niet helemaal correct; ging langs de noord en zuidoostkant van de driehoekige Sierra Nevada

Ten tijde van de Spaanse veroveringsexpedities tussen 1518 en 1540, bewoonden de Muisca veruit het kleinste gebied van de vier grote pre-Columbiaanse beschavingen; de 25.000 km² viel in het niets bij het Incarijk van 100 maal zo groot of de Mexicaanse beschavingen van de Azteken en Maya's. De Inca's en Azteken waren rijken met een centrale administratie, waar de Maya's een rijk in verval belichaamden. De Muisca waren stabiel en kenden alleen en langdurig conflict met hun westerburen; de Panche.

De Azteken en Inca's hadden hun hoofdkwartier op hoogvlaktes, iets wat ook de Muisca kenmerkte; de vruchtbare meerbodems en het constante gunstige klimaat van de Savanne van Bogotá maakten de verspreiding van landbouw en zelfvoorzienende economie mogelijk. De expeditie van de conquistadores van de kust naar het binnenland was de zwaarste van de vier grote veroveringen in de Amerika's; meer dan tachtig procent van de soldaten overleefde de barre tocht van Santa Marta door de jaguarrijke jungle van César en slingerend door Santander naar de koelere hoogvlakte van de Andes niet.

De eerste ontdekking van de kustlijn van het hedendaagse Colombia werd niet gedaan door Columbus, naar wie het land genoemd is, maar door Alonso de Ojeda met Juan de la Cosa, de cartograaf die eerder Columbus vergezelde op zijn eerste reizen. In 1509 lukte het De Ojeda een tweede expeditie te starten na zeven jaar afwezigheid na zijn door geldschieters als mislukt omschreven eerste reis. Tijdens deze tocht verkenden de conquistadores de noordkust van Colombia, aan de Caribische Zee. Het duurde tot 1525 eer de oudste nog bestaande belangrijke stad (Turbaco was eerder) gesticht werd; Santa Marta. Rodrigo de Bastidas vestigde in dit voormalige Taironaterrein de stad aan de voet van de gelijknamige bergketen.

Verhalen over het mythische goudland El Dorado deden aan de Caribische kust in de jaren dertig van de 16e eeuw de ronde. Een land dat diep in de Andes verborgen zou moeten liggen en waar de zipa zich opgedoft met goudstof in het ijskoude Meer van Guatavita zou springen. Zoveel goud, smaragden en andere voor de Spanjaarden waardevolle grondstoffen leidden tot de vorming van een queeste naar El Dorado.

De broers Gonzalo Jiménez en Hernán Pérez de Quesada vertrokken vanuit Santa Marta op 6 april 1536 met ruim negenhonderd man, tachtig paarden en verscheidene schepen richting het binnenland van het latere Colombia. De expeditie werd eerst opgesplitst in een deel over land, geleid door de broers De Quesada, en een troep stroomopwaarts over de grootste rivier van Colombia; de Magdalena. De varende missie faalde snel door ziektes, krokodillen en de inheemse volkeren langs de rivier en keerde deels terug naar Santa Marta en voegde zich anderzijds bij de troepen over land.

Deze conquistadores hadden het niet makkelijker; de verstikkende jungles met hevige regenval, ziektes, muggen, spinnen, krokodillen, tapirs en de gevreesde tigre; de jaguar, eisten hun tol. De kronieken van Gonzalo Jiménez de Quesada verhalen van slapende soldaten in geïmproviseerde hangmatten die letterlijk overdonderd werden door de nocturne roofdieren tijdens duistere onweersnachten.

Het afleggen van trajecten van enkele honderden kilometers nam maanden in beslag, waar met machetes paden gehakt werden breed genoeg om de onhandige paarden in de tropische hitte door te laten. Als slaaf gemaakte inheemsen langs de route, die andere Chibchatalen dan Muysccubun spraken, werden ingezet als tolk en om te onderhandelen met lokale inheemse groepen.

Naarmate de expeditie dichter bij de Altiplano kwam, werd de behandeling door de lokale bevolking minder opstandig. De eerste ontmoeting met Muisca vond plaats in Chipatá, langs de rivier de Suárez, in het tegenwoordige zuidwesten van Santander. In maart 1537, elf maanden na het vertrek uit Santa Marta, had de Spaanse delegatie de Muiscaconfederatie bereikt.

Gedurende maart en april trok de sterk gereduceerde troepenmacht onder leiding van Gonzalo de Quesada door Boyacá en het noorden van Cundinamarca om de Savanne van Bogotá te bereiken uitzicht hebbend op het uitgestrekte landbouwgebied. Op twintig april werd zipa Tisquesusa verjaagd naar de heuvels van Facatativá en troffen de Spaanse troepen een verlaten Bacatá (het huidige Funza).

De Spanjaarden rustten en vestigden zich hier in eerste instantie en trokken verder in verschillende richtingen. Hernán Pérez de Quesada trok noordwaarts terug over dezelfde route en stichtte Sutatausa, terwijl zijn broer oostwaarts de Tenzavallei met de rijkdommen van Chivor en Somondoco doorkruiste. Beide expedities ontmoetten elkaar om in Tunja, toenmalig Hunza, de zaque in zijn huis te verslaan.

In de eerste dagen van september 1537 trokken de troepen verder naar de Stad van de Zon Sugamuxi waar soldaten van de expeditie de belangrijkste religieuze plaats van de Muisca; de Zonnetempel in brand staken.

De troepen keerden terug naar de Savanne van Bogotá en richtten een kampement op in Bosa. Vanuit hier werden verdere expedities georganiseerd. Op zes augustus 1538 werd Santa Fe de Bogotá gesticht, genoemd naar Bacatá, de Muiscanaam voor de savanne.

De vier grote pre-Columbiaanse beschavingen
Azteken Maya's Muisca Inca's Noten
Kaart
Oppervlakte (km²) 304.325 ~300.000 max. 25.000 >2.000.000 [27]
"Hoofdstad" Tenochtitlan none Bacatá Cusco [28]
Tegenwoordige naam Mexico-Stad geen Bogotá Cuzco
Breedte (N/Z) 19°26′06″ N 20°40′59″ N 04°35′53″ N 13°31′30″ Z [29]
Lengte (W) 99°07′53″ 88°34′07″ 74°04′34″ 71°58′20″ [30]
Kustgrens
Centraal bestuur
Stenen architectuur
Schrift
Eerste Europese contact 1519 1502 1537 1528
Begin van de verovering 1519 1524 1537 1532 [31]
Eind van de verovering 1521 1679 1540 1572 [32]
Belangrijkste leider Moctezuma II Tisquesusa Atahualpa [33]
Belangrijkste conquistador Hernán
Cortés
Francisco
de Montejo
Gonzalo Jiménez
de Quesada
Francisco
Pizarro
Geboortejaar 1485 1479 1496 1471 [34]
Jaar van sterfte 1547 1553 1579 1541 [35]

Koloniale periode

Bevolkingsgrafiek van de oorspronkelijke bevolking van Centraal-Mexico in de eerste eeuw na de Europese ontdekking
97% van de Mexica stierf in de eerste ruim honderd jaar (1518-1623)
Jaren Epidemie
1537 Provincie Tunja: ~250,000 ges. inw.
1558< geen gegevens
1558-60 pokken, mazelen
1568-69 influenza
1587-90 influenza (of tyfus)
1607 pokken
1617-18 mazelen (na voedseltekorten)
1621 pokken
1633 tyfus
1636 Provincie Tunja: ~50,000 ges. inw.
−80%

Zoals in heel Latijns-Amerika vormde de vroege koloniale periode een kaalslag voor de oorspronkelijke bevolking, hoofdzakelijk door Europese epidemieën die de Spaanse veroveraars met zich meedroegen. Geschat wordt dat tussen de zestig en tachtig procent van de oorspronkelijke Muisca stierven aan ziektes als pokken, mazelen, griep en tyfus.

Bijzonder is de mazelenepidemie van 1617-18. De economie en landbouw van de Muisca was zelfvoorzienend en gericht op handel; voedseltekorten zijn in pathologisch onderzoek niet aangetroffen. De Spanjaarden introduceerden snel gewassen van de Oude Wereld als graan, gerst en later koffie, wat de voorheen succesvolle inheemse landbouw verstoorde.

Religieus gezien was de verovering vrij eenvoudig; de laatst beschreven openbare Muiscareligieuze plechtigheid vond plaats eind december rond de zonnewende van 1563 in Ubaque. De makkelijk af te breken kleine tempels werden vervangen door stenen kerken en kathedralen.

Hedendaagse Muisca

Vandaag de dag bewonen afstammelingen van de originele Muisca verscheidene gemeenten rondom Bogotá, alsmede de westelijke delen (localidades) van de hoofdstad; Chía, Cota, Bosa, Suba, Usaquén. Het Muysccubun wordt sinds de late achttiende eeuw als uitgestorven beschouwd. Een school in Cota geeft lessen in de originele taal, die ook linguïstisch onderzoek aan de vele universiteiten in Bogotá opleverde.

Naburige inheemse volkeren

Guayupe
Muzo
Panche
U'wa

Zie ook

Portaal Colombia

Referenties

Zie de categorie Muisca van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.