Indianen

Indianen (Surinaams-Nederlands: Inheemsen) zijn de oorspronkelijke bewoners van Amerika. Columbus, die in 1492 dacht in Indië beland te zijn (het was zijn bedoeling om in westelijke richting de Atlantische Oceaan over te reizen en zo in Indië te komen), noemde de bewoners indios - indianen.

Indianentypen uit Noord-Amerika
Crow-strijder, foto door Edward S. Curtis
Percentage indianen per land

Etymologie

Omdat de benaming "indiaan" van een westers standpunt uitgaat, zijn er verschillende alternatieve benamingen in zwang geraakt.

In de Verenigde Staten introduceerden de Amerikaanse overheid en academici in de jaren 60 van de 20ste eeuw de term Native American (inheemse Amerikaan) voor de groepen die onder de verantwoordelijkheid van het Bureau of Indian Affairs vielen. Een bijkomende reden was de verwarring met inwoners van Indiase afkomst, die in het Engels ook Indians heten. Deze nieuwe terminologie werd echter niet algemeen gewaardeerd, omdat deze zonder inspraak van de betrokkenen werd aangenomen, en omdat met deze term indianen en de oorspronkelijke bewoners van Alaska, Hawaii, Puerto Rico en de eilanden in de Stille Oceaan op een hoop werden gegooid. Uit een in 2005 door het U.S. Census Bureau gehouden enquête bleek dat bijna 50% van de indianen het liefst "American Indians" worden genoemd, terwijl iets meer dan 37% de voorkeur geeft aan "Native American".[1][2]

Tegenwoordig worden beide termen gebruikt. Het Bureau of Indian Affairs wendt nu de term American Indian aan in plaats van Native American.[3]

De benaming First Nations/Premières Nations wordt gebruikt in Canada. In Latijns-Amerika worden de indianen officieel indígenas (inheemsen) genoemd. In de wetenschappelijke wereld spreekt men ook wel van Amerindiërs of Amerindianen.

De Eskimo's (soms Inuit genoemd, al slaat dat woord strikt genomen niet op de Yupik in Alaska)[4] worden overigens vaak (in de politiek en in de wetenschap) niet als indianen beschouwd, zij het wel als "inheemse Amerikanen".

De emancipatie wat de etnische naamgeving betreft is zowel in Canada als de VS in toenemende mate een zaak van de inheemse gemeenschappen zelf, die in cultureel en politiek opzicht steeds (zelf)bewuster worden. Zo geven inheemse volken die door de Amerikaanse en Canadese overheden officieel zijn erkend en zichzelf als een volwaardige politieke en culturele staat beschouwen, steeds vaker aan niet langer (zoals in de VS) tribes (stammen) of (zoals in Canada) bands genoemd te willen worden, maar Nations (naties of staten). Tevens worden de namen die de Europeanen (of omringende inheemse volken) in het verleden introduceerden, meer en meer vervangen door de namen die volkeren aan zichzelf gaven. In plaats van Irokezen spreekt men nu bijvoorbeeld vaker van Haudenosaunee. Andere naamsveranderingen zijn onder andere Lakota (Dakota/Nakota) voor Sioux, Mexicah voor Azteken, Ñudzahui voor Mixteken en Mapuche voor Araucaniërs.

In het Nederlands wordt "indiaan" niet met een hoofdletter geschreven, omdat het niet een volk maar verscheidene etnische groepen aanduidt (net als bij zigeuners het geval is).

Koning Willem I der Nederlanden benoemde destijds in een aantal van zijn koninklijke besluiten de bewoners van Nederlands-Indië als "indianen". De gangbare term werd echter "Inlander".

Drie hoofdgebieden

Noord-Amerika

Indianen 1916 in Californië

Bij de komst van Columbus was Noord-Amerika verdeeld in een aantal cultuurregio's. De bekendste zijn die van het uiterste noorden (Arctisch gebied) en die van de prairies in het middenwesten, de Great Plains. Op de Plains woonden de meeste mensen langs de rivieren en waren boer. In het oosten en zuidwesten van Noord-Amerika woonden ook boeren. De belangrijkste gewassen waren maïs, bonen en pompoenen. Deze zogenaamde drie zusters waren oorspronkelijk afkomstig uit Mexico. Verder werden in het zuidwesten katoen en in het oosten onder andere zonnebloemen verbouwd. Tabak werd in nagenoeg de gehele huidige Verenigde Staten en het zuiden van Canada aangeplant.

Het stereotiepe beeld van "de indiaan" is gebaseerd op de prairie-volkeren uit de negentiende eeuw en hun confrontaties met de Europese kolonisten.

Centraal-Amerika

Centraal-Amerika (Mexico tot en met Panama) in 1492 wordt door archeologen en historici opgedeeld in twee hoofdgebieden, te weten Meso-Amerika (bestaande uit het centrale en zuidelijke deel van Mexico, Belize, Guatemala, El Salvador en delen van Honduras, Nicaragua en Costa Rica) en Centraal-Amerika (bestaande uit de moderne staat Panama en grote delen van Costa Rica, Nicaragua en Honduras).

Meso-Amerika is het gebied van beroemde volkeren als de Azteken en de Maya's. Tevens is dit een van de zes gebieden op de wereld (de andere zijn de centrale Andes, Egypte, Mesopotamië, de Indusvallei en China) waar zeer vroeg technologisch complexe culturen zijn ontstaan. De meeste mensen woonden hier in steden of waren boer. Midden-Amerika werd lange tijd gezien als "overgangsgebied" tussen de "hoge culturen" van Meso-Amerika en de Andes. Om die reden werden Colombia en Ecuador er nogal eens aan toegevoegd. Tegenwoordig staat Centraal-Amerika meer op zichzelf en krijgt het een eigen plaats in de inheemse geschiedenis. Ook hier woonden bij komst van Columbus voornamelijk boeren.

Zuid-Amerika

Ook Zuid-Amerika is, evenals de voornoemde gebieden, opgedeeld in cultuurregio's. De Andes en de Amazonebekken zijn het bekendst, maar zowel cultureel als historisch gezien hoort het Caribisch gebied hierbij. Alleen in het uiterste zuiden (Patagonië) werd er niet aan landbouw gedaan maar ook hier is het beeld van de nomadische indiaan te paard (bekend van de gaucho's) afkomstig van de periode na de komst van de Europeanen. Datzelfde geldt voor de grote veestapels van de noordelijker gelegen pampa. Ook runderen werden ingevoerd door de Europeanen. De Andes en Peru zijn bijna synoniem aan de Inca's. Toch zijn zij relatieve laatkomers in dit gebied. Toen de Spanjaarden in 1532 de Incavorst Atahualpa gevangennamen, bestond het Inca-rijk nog geen honderd jaar, terwijl het voortgekomen was uit hoogstaande culturele tradities van diverse volken die leefden in diverse berg- en kustvalleien sinds drieduizend jaar voor Christus of nog eerder.

Precolumbiaanse geschiedenis

Postcolumbiaanse geschiedenis

Verschillende historici zijn van mening dat de tussenkomst van Europeanen in Noord-Amerika neerkomt op een genocide in de ruimere zin,[5][6] eufemistisch omschreven als “het teruglopen van de bevolkingsaantallen bij inheemse volkeren”.

1492-1800: externe kolonisatie (van Columbus tot Bolivar/Washington)

Deze periode kan eigenlijk opgedeeld worden in twee subperiodes. De ene van 1492 tot ongeveer 1600 en de tweede van 1600/1650 tot aan 1800. De eerste periode is samen te vatten als de periode van het eerste (definitieve) contact tussen Amerika en Europa, een grote bevolkingsdaling door epidemieën en militaire confrontaties, door een falende Europese kolonisatiepolitiek en (tegelijkertijd) het smeden van allianties tussen Amerikaanse en Europese adel. De tweede periode zou men kunnen samenvatten als "de strijd om Amerika". Pas vanaf nu slagen de Europeanen er in om overal waar ze komen succesvolle koloniën te stichten. Dit komt vooral omdat de indiaanse bevolking bijna overal sterk is teruggelopen.

Noord-Amerika

Hoewel Noord-Amerika rond het jaar 1000 na Chr. al werd bereikt door de Vikingen, was hun invloed op het gebied niet bijzonder groot. Waarschijnlijk dreef men vooral handel met de Amerikaanse volken (bijvoorbeeld Europees ijzer tegen huiden van zeezoogdieren). Dit deden de Baskische, Bretonse, Normandische en Portugese vissers ongeveer 500 jaar later ook. Men ging naar de wateren rondom Newfoundland op zoek naar kabeljauw en vooral de Micmac (woonachtig in de huidige Canadese staten New Brunswick en Nova Scotia), de Beothuk (bewoners van Newfoundland) en de Eskimo's van Labrador dreven met deze vroege Europeanen handel. Het is mogelijk dat deze Europese vissers al voor Columbus Amerika bereikten. Het is een grotendeels verloren stuk Amerikaanse geschiedenis die opmerkelijke dingen heeft nagelaten zoals een mixtaal (pidgin) Micamac-Baskisch. De eerst gedocumenteerde Europese aanwezigheid in Noord-Amerika is die van John Cabott die in 1497 Newfoundland en mogelijk Groenland bereikt. De Italiaan Verrezano (in Franse dienst) is een van de eerste die daadwerkelijk mensen beschrijft. In 1524 komt hij aan in de wateren van de huidige Carolina's en vaart hij langs de kust naar het noorden (waar hij onder andere bijna honderd jaar voor Henry Hudson de baai van het huidige New York bereikt). Vooral opmerkelijk zijn zijn vermeldingen van de vele gereguleerde bosbranden. Dit was een inheemse manier om (onder andere) gemakkelijk aan wild te komen. Onder andere de Amerikaanse bizon had men zodoende tot aan de Atlantische kust weten te lokken. Een andere belangrijke eerste ontmoeting is die tussen de Fransman Jacques Cartier en de St. Lawrence Irokezen rond 1540. Deze indianen woonden in de St. Lawrencevallei en waren maïsboeren. De twee nederzettingen die de Fransen aandoen waren gelegen op de plaatsen waar nu Quebéc-stad (Stadacona) en Montreal (Hochelaga) staan.

Vanuit het zuiden probeerden de Spanjaarden door te dringen tot het gebied van de Mississippi-volkeren. Vanuit de Bahama's en Cuba wordt tot drie keer geprobeerd Florida aan te doen. De eerste keer (1513) komt men terecht in het gebied van de Calusa, een machtige federatie van vissers en handelaars die geleid wordt door een koning die de Spanjaarden Carlos noemen. Het eerste contact is vriendelijk maar al snel worden de Spanjaarden verjaagd. Evenals de tweede en de derde keer.

Ook Hernando de Soto (1541) en Francisco de Coronado (1540-1542) zijn twee voor beide groepen (Amerikanen en Europeanen) belangrijke historische figuren. De Soto gaat aan land in Florida en reist door het Amerikaanse zuidoosten, door het gebied van de Mississippi-volken. Hoewel hij verschillende grote nederzettingen aandoet, vindt hij niet het goud waarnaar hij op zoek is. Opmerkelijk is dat uit de geschreven verslagen van enkele deelnemers aan de expeditie blijkt dat enkele jaren voor de komst van de Soto een aantal gebieden zijn getroffen door onbekende epidemieën. De Soto zelf overleeft de tocht niet en de Spanjaarden worden uiteindelijk (via de Mississippi) uit het gebied verdreven. De expeditie van Coronado is al evenmin een succes. Hij bereikt vanuit Mexico de Pueblo-volken en wordt van daaruit door een gids naar het oosten geleid. Na een tijd besluit men terug te keren want ook op de grote grasvlaktes zijn geen steden vol goud te vinden. Opmerkelijk is dat de twee expedities elkaar vrijwel op een paar kilometer na gemist hebben. Beide leiders waren behalve op zoek naar goud, ook op zoek naar andere Spanjaarden, maar beiden verloren ook vrijwel op hetzelfde moment het vertrouwen in hun gidsen en staakten de reis.

Zo bleef het in feite de gehele 16de eeuw. Pas in de 17de eeuw slaagden de Europeanen er in kleine maar levensvatbare nederzettingen te stichten, vooral omdat men erachter kwam dat men allianties met indiaanse groepen moest sluiten. Zowel de Engelsen (in het huidige Virginia en New England), als de Nederlanders (rondom het huidige New York), Fransen (rondom het huidige Montreal) en Spanjaarden (in Florida en het zuidwesten) sloten allianties met bepaalde indiaanse groepen. Het bekendste voorbeeld is dat van de Engelsen en de Powhatan in Virginia. De Powhatanfederatie werd geleid door de vader van een meisje dat later bekend zou worden onder de naam Pocahontas (eigen naam Matoaka). Ook de Nederlanders sloten allianties (nog niet echt verdragen, eerder handelsovereenkomsten) met de lokale indianen en zo ontstond er langzamerhand een handelsnetwerk tussen beide continenten dat tot ver in de 18de eeuw voort bleef bestaan.

Hoewel in veel oude en/of eurocentrische literatuur vaak het beeld naar voren komt alsof de indianen vrijwel geen enkele rol speelden in de bonthandel, is dat natuurlijk niet waar. De Europeanen handelden immers vrijwel niet met elkaar in Amerika en bovendien leverden zij het bont niet. Ook is het niet waar dat de indianen gewillig deden wat de Europeanen wilden. Ten eerste vanwege het simpele feit van de getallen. Tot 1750 ongeveer waren er nog veel meer indianen dan Europeanen in de Amerika's. De gehele niet-indiaanse bevolking van Noord-Amerika bestond in 1800 uit iets meer dan 5 miljoen mensen. Honderd jaar daarvoor was dat niet meer dan ± 250.000.

1800-2000: interne kolonisatie (van Bolivar/Washington tot vandaag de dag)

De Verenigde Staten werden onafhankelijk in 1776 en de meeste Latijns-Amerikaanse landen rond 1820. Ook voor de oorspronkelijke Amerikanen was dit een begin van grote verandering. Ten eerste omdat er nu niet-indianen kwamen die zichzelf ook gingen beschouwen als "Amerikanen". Voor die tijd was de term "Amerikanen" voorbehouden aan de indianen. Vanaf 1776 is die term langzaam beginnen te verschuiven en vandaag de dag bedoelt een groot deel van de wereld met de term "Amerikanen" niet meer de indianen, maar de afstammelingen van de Europese kolonisten die zich in 1776 onafhankelijk van Engeland verklaarden. In Mexico is ongeveer hetzelfde gebeurd als in de VS. De term "Mexicaan" is de oorspronkelijke naam die de Azteken voor zichzelf gebruikten. "Mexicanen" waren dus tot de onafhankelijkheid van Mexico (1810/1821) de afstammelingen van de Azteken en de Mexicaanse taal was hun taal, het Nahuatl. Sinds de onafhankelijkheid echter is de betekenis veranderd. Tegenwoordig zijn "Mexicanen" alle inwoners van de staat Mexico (niet-indianen, afstammelingen van de Azteken, en andere indiaanse volkeren) en wordt met "Mexicaans" bedoeld de in dat land gesproken vorm van het Spaans. In Brazilië was het "Braziliaans" tot de onafhankelijkheid (1822) niet de huidige Braziliaanse variant van het Portugees maar een Tupitaal, de "Ligua Geral" (Tupinamba, Nheengatu, Lingua Brasilica, etc.). Ook in andere Latijns-Amerikaanse landen (Peru, Chili, Nicaragua) is iets dergelijks gebeurd.

De tweede belangrijke verandering is voor de indianen veel dramatischer geweest. Omdat de "Nieuwe Amerikanen" in Noord- en Zuid-Amerika zichzelf nu zagen als daadwerkelijke inwoners van Amerika, kwam ook de idee op dat men echt recht had op alle beschikbare grond (en natuurlijk de aanwezige grondstoffen). Tot dan toe was (mede door het verzet van de indianen, de geringe mogelijkheden van de Europese technologie en de Europese onbekendheid van het binnenland) er van daadwerkelijke kolonisatie nog niet echt veel terechtgekomen. Op papier was bijna geheel Amerika sinds 1492 veroverd, maar in de praktijk bestond het Europese machtsgebied uit niet meer dan enkele kustkoloniën, missieposten, en door de Spanjaarden vroeg veroverde gebieden zoals de Grote Antillen, Mexico Stad, Lima, etc.

Grote voorvechters van de vrijheid voor de Amerikaanse koloniën (zoals George Washington in het noorden en Simon Bolívar in het zuiden) waren zeer uitgesproken anti-indiaans. De indianen dienden óf op te gaan in de nieuwe nationale staten, óf verdreven te worden, óf uit te sterven. Vooral Bolívar was zeer duidelijk. Voor eigen indiaanse volkeren, culturen en talen was geen plaats meer. De Spanjaarden hadden in zijn ogen een zeer grote fout begaan met het in stand houden van de indiaanse culturen. De nieuwe officiële taal van Latijns-Amerika moest Spaans worden, de cultuur Latijns-Amerikaans en de religie rooms-katholiek. Indiaanse volkeren (samen met de zwarte bevolking en een groot deel van de mestiezenbevolking van dat moment) die dat niet wilden, moesten uit de samenleving verwijderd worden omdat, als dat niet gebeurde, Latijns-Amerika zich nooit goed zou kunnen ontwikkelen, nooit "modern" worden. In het noorden gebeurde iets dergelijks. De Amerikaanse kolonisten begonnen met de grote trek naar het "Lege Westen" en voor indianen was geen plaats meer. De daadwerkelijke verovering van Amerika heeft vervolgens slechts een kleine honderd jaar geduurd. In 1876 behaalden de indianen hun laatste grote overwinning in het noorden (Slag bij de Little Big Horn waar de Lakota en andere indiaanse volkeren het leger van generaal Custer versloegen) en rond 1860/1870 begonnen Chili en Argentinië met de verovering van Patagonië, een groot gebied dat nooit door de Spanjaarden werd veroverd.

Cultuur, taal, kunst

De meeste indiaanse talen worden tegenwoordig met het Latijnse schrift geschreven, maar voor sommige, zoals hier het Cherokee, maar ook voor de Ojibweg en Cree, is een apart schrift ontwikkeld
Op het schilderij The Watermelon van Grace Hudson is een jonge indiaanse jongen met zijn hond te zien

Uiteraard is er de afgelopen vijfhonderd jaar veel veranderd. De culturen die in 1492 bestonden zijn voor een groot gedeelte weggevaagd door ziektes, geweld en menselijke keuzes. In grote delen van Noord-Amerika is er zelfs bijzonder weinig overgebleven van de oorspronkelijke culturen. In plaats daarvan zijn echter geheel nieuwe indiaanse culturen gekomen, culturen die deels (in meer of mindere mate) wel degelijk terug te voeren zijn op de pre-Europese. Cultuur is immers niet iets statisch. Europese culturen van nu zijn ook totaal anders dan die van vijfhonderd jaar geleden.

De talen hebben het ook zwaar te verduren gehad. Voor veel indiaanse volkeren vandaag de dag valt cultuur en taal eigenlijk niet goed te scheiden. Taal maakt onderdeel uit van de cultuur. Dat is ook de reden waarom er veel "revalidatieprogramma's" zijn voor indiaanse talen, vooral in het noorden. Toch blijven de vooruitzichten somber. In Canada heeft men berekend dat van het aantal talen vandaag de dag (ongeveer 50) er slechts vier deze eeuw zullen overleven.

Naar schatting werden er ongeveer tweeduizend verschillende talen gesproken in 1492. Daarmee was het, taalkundig gezien, een van de rijkste gebieden ter wereld. Vooral langs de Noord-Amerikaanse westkust en in het westelijke deel van de Amazonebekken werden bijzonder veel talen gesproken. Eigenlijk is er maar een plaats ter wereld die daarmee te vergelijken was (is): het eiland Nieuw-Guinea. Deze talen zijn door verschillende taalkundigen opgedeeld in allerlei taalfamilies. Er bestaat echter grote onenigheid over de vraag hoeveel families er zijn en hoe de verwantschappen precies zijn. Er zijn twee uitersten te noemen. De Amerikaanse linguïst Joseph Greenberg stelde vast dat er in feite slechts drie grote superfamilies bestonden: de "Eskimo-Aleoetische talen", de "Na-Denétalen" (onder andere de Athabasken) en vervolgens alle andere Amerikaanse talen van geheel Latijns-Amerika en resterend Noord-Amerika. Deze laatste groep (waar ook de meeste kritiek op kwam) noemde hij "Amerind". Dit ging veel collega's te ver maar het andere uiterste (alleen in Noord-Amerika al ruim 30 verschillende families) is op wereldschaal gezien toch ook op z'n minst opmerkelijk te noemen. Europa heeft maar vier van zulke grote families en Azië (dat veel groter is dan Noord-Amerika) heeft er minder dan 30. De discussie gaat door.

De belangrijkste taalgroepen zijn:

  • Noord-Amerika
  • Meso-Amerika
  • Zuid-Amerika
    • Arawaktalen (de Antillen en een groot deel van vooral tropisch Zuid-Amerika. De zuidelijkste volken woonden in Argentinië, Bolivia en Zuid-Brazilië)
    • Aymaraanse talen (Centrale Andes, Aymara)
    • Caribische talen (voornamelijk in het noorden: de Guyana's, Venezuela en Colombia. De meeste indianen uit Suriname horen bij deze familie)
    • Chibchatalen (van Honduras tot in Venezuela. Het Muisca in Colombia is het bekendst)
    • Tupitalen (voornamelijk Brazilië. Net als de Arawakken langs de grote rivieren maar ook aan de Braziliaanse kust. Ook Guaraní in Paraguay.)
    • Macro-Gêtalen (vooral Oost-Brazilië. Het Kayapó horen hierbij)
    • Quechuaanse talen (bij komst van de Spanjaarden van zuid Colombia tot Centraal-Chili is Quechua de "lingua franca" van het Incarijk)

Aantallen

Het aantal indianen in Amerika is vandaag de dag volgens schattingen ongeveer 40 miljoen. Het aantal verschilt nogal per land (zie kaart). De meeste wonen in de Andes (Bolivia, Peru, Ecuador) en in het voormalige Meso-Amerika (Mexico, Guatemala). Datzelfde geldt ook voor hun politieke status. In sommige landen zoals de VS en Brazilië hebben ze speciaal voor hen bestemde stukken land (reservaten). In andere landen bestonden ze tot voor kort niet eens officieel (Peru) of staat men zeer sceptisch tegenover speciale inheemse rechten (Chili).

Zie ook

Portaal Inheemse volkeren van Amerika

Bronnen

Zie de categorie Indigenous peoples of North America van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.