Klimaatclassificatie van Köppen

De klimaatclassificatie van Köppen of ook wel de klimaatclassificatie van Köppen-Geiger genoemd, is een oorspronkelijk in 1918 door de Russisch-Duitse bioloog Wladimir Köppen ontworpen klimaatclassificatie, die later is verfijnd door vooral de Duitse klimatoloog Rudolf Geiger.

Wereldkaart van de klimaatclassificatie van Köppen-Geiger[1]

 Af

 Am

 Aw

 BWh

 BWk

 BSh

 BSk

 Csa

 Csb

 Cwa

 Cwb

 Cwc

 Cfa

 Cfb

 Cfc

 Dsa

 Dsb

 Dsc

 Dsd

 Dwa

 Dwb

 Dwc

 Dwd

 Dfa

 Dfb

 Dfc

 Dfd

 ET

 EF

Algemeen

Het classificatiesysteem gaat uit van de plantengroei: de klimaatgrenzen werden op basis van minimale en maximale gemiddelde maandtemperatuur bepaald door het verspreidingsgebied van bepaalde planten.

Planten vormden een belangrijk onderdeel in de onderzoeken van Köppen, die zich afvroeg waarom bepaalde planten ergens wel of niet leefden. Hij kwam erachter dat dit te maken had met neerslag en temperatuurverschillen. Zo liggen de klimaatgrenzen meestal op de grenzen tussen twee of meerdere hoofdtypen vegetatie, ecotonen of randzones genoemd.

Voorbeeld aan de hand van bomen:

  • De scheiding tussen tropische en droge klimaten wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van bomen.
  • Boomgroei is de indicator tussen het landklimaat en het toendraklimaat.
  • De scheiding tussen loofboomvegetatie en naaldboomvegetatie ligt ruwweg op de scheiding tussen het koudere landklimaat en een gematigd zeeklimaat.

Indeling op niveaus

Köppen maakte een klimaat-indeling op drie niveaus:

  • Niveau 1 maakt een grove indeling op basis van temperatuur en neerslag. Op dit niveau zijn vijf hoofdgroepen te onderscheiden, aangeduid met de hoofdletters A t/m E (zie de eerste kolom in het onderstaande overzicht[2]).
  • Niveau 2 maakt een verdere opsplitsing aan de hand van de neerslagverdeling gedurende een jaar, (zie de tweede kolom in het overzicht).[3]
  • Niveau 3 is gebaseerd op de temperatuurverschillen, vaak gaat het hier om een warm, gematigd of koel klimaat (derde kolom in het overzicht).
  • In sommige gevallen wordt een vierde niveau erkend.

Schematisch overzicht niveaus

1ste: Grove indeling2de: Neerslagverdeling3de: Temperatuurverschil4de letter
A Tropisch Klimaat
  • f: regenwoud
  • m: moesson
  • w: savanne
B Droog Klimaat
  • S: steppe
  • W: woestijn
  • h: heet
  • k: koud
  • s: droog in zomer
  • w: droog in winter
C Gematigd Klimaat
  • s: droge zomer
  • w: droge winter
  • f: zonder droog seizoen
  • a: warme zomer
  • b: gematigde zomer
  • c: koele zomer
D Landklimaat
  • s: droge zomer
  • w: droge winter
  • f: zonder droog seizoen
  • a: hete zomer
  • b: warme zomer
  • c: koele zomer
  • d: erg koude winter
E Poolklimaat
  • T: toendra
  • F: ijskap
  • H: hooggebergte

Kenmerken

Niveau 1: Grove indeling op basis van temperatuur en neerslag

  • A-klimaten of tropische klimaten: Gemiddelde temperatuur van de koudste maand is niet lager dan 18 °C.
  • B-klimaten of droge klimaten (aride klimaten): Te weinig neerslag voor boomgroei en permanente rivieren kunnen hier niet hun oorsprong hebben. De classificatie wordt bepaald aan de hand van de door Köppen gebruikte droogte-index, die uitgaat van de verhouding tussen de jaarlijkse neerslag en de (potentiële) verdamping.
  • C-klimaten of zeeklimaat (maritieme klimaten): Gemiddelde temperatuur van de koudste maand is niet lager dan −3 °C en niet hoger dan 18 °C, gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10 °C
  • D-klimaten of landklimaten (continentale klimaten): Gemiddelde temperatuur van de koudste maand is lager dan −3 °C, gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10 °C.
  • E-klimaten of poolklimaten (polaire klimaten): Gemiddelde temperatuur van de warmste maand is niet hoger dan 10 °C. Het hele jaar is het iedere maand dus (gemiddeld over 30 jaar) kouder dan 10 °C.

Niveau 2: Verdere opsplitsing aan de hand van de neerslagverdeling gedurende een jaar

De A-, C- en D-klimaten krijgen een extra (kleine) letter die een eventuele droge periode aangeeft:

  • s: sommertrocken, Duits voor droge zomer.
  • w: wintertrocken, Duits voor droge winter.
  • f: "fehlt" Duits voor "ontbreekt". Een droge periode ontbreekt in zulke klimaten: er valt neerslag in alle jaargetijden.
  • m: moessonklimaat (alleen bij A-klimaten)

Hierbij is het in een gebied zomer wanneer de zonnestand hoog is en winter wanneer de zonnestand laag is.

De B-klimaten krijgen een extra hoofdletter:

  • S: Steppe (semi-aride); jaarlijks valt er ongeveer tussen de 200 en 300 mm neerslag. De werkelijke grens tussen het steppeklimaat, het woestijnklimaat en de andere klimaten wordt bepaald aan de hand van de droogte-index.
  • W: Woestijn (aride); jaarlijks valt er ongeveer minder dan 200 mm neerslag. De werkelijke grens tussen het steppeklimaat en het woestijnklimaat wordt bepaald aan de hand van de droogte-index.

De E-klimaten krijgen ook een extra hoofdletter:

  • T: Toendra; in de warmste maand ligt de temperatuur tussen de 0 °C en 10 °C
  • F: IJskap; het hele jaar door ligt de gemiddelde maandtemperatuur onder het vriespunt
  • H: Hooggebergte; deze letter wordt toegekend wanneer een gebied op lagere breedtes dan 70 graden liggen, bijvoorbeeld de Alpen.
    Deze wordt in sommige bronnen echter ook weleens los gezien van de E-klimaten[4] en als het H-klimaat geclassificeerd.

Niveau 3: Gebaseerd op de temperatuurverschillen

Voor C- en D-klimaten

  • a: warm; de gemiddelde temperatuur in de warmste maand is hoger dan 22 °C
  • b: gematigd; de warmste maand is koeler dan 22 °C
  • c: koel; minder dan vier maanden per jaar is de gemiddelde maandtemperatuur hoger dan 10 °C
  • d: koud; de koudste wintermaand heeft een gemiddelde temperatuur lager dan −38 °C

Voor B-klimaten

  • h: warm; gemiddelde jaartemperatuur hoger dan 18 °C
  • k: koud; gemiddelde jaartemperatuur lager dan 18 °C

Niveau 4

Voor B-klimaten

  • s: droog seizoen in zomer
  • w: droog seizoen in winter

Klimaatclassificaties

Met het bovenstaande niveau-systeem kon Köppen ieder klimaat een classificatie geven als een combinatie van achtereenvolgens maximaal vier letters: Een hoofdletter uit niveau 1, gevolgd door andere letters uit niveau 2,3 en soms uit niveau 4. Nederland bijvoorbeeld krijgt via deze methode een Cfb-classificatie: Zeeklimaat met neerslag in alle seizoenen en een gematigde zomer.

A-klimaten

B-klimaten

  • BS: steppeklimaat
    • BSh: warm steppeklimaat
    • BSk: koud steppeklimaat
    • BShs: warm steppeklimaat, droog seizoen in zomer
    • BSkw: koud steppeklimaat, droog seizoen in winter
  • BW: woestijnklimaat
    • BWh: warm woestijnklimaat
    • BWk: koud woestijnklimaat
    • BWhs: warm woestijnklimaat, droog seizoen in zomer
    • BWkw: koud woestijnklimaat, droog seizoen in winter

C-klimaten

D-klimaten

E-klimaten

Aanpassingen

Er zijn sinds de classificatie van Köppen zelf verscheidene aanpassingen gedaan. Deze aanpassingen komen voort uit kritiek op de classificatie en vormen dan ook een onderwerp van debat.

Een voorbeeld van zo'n aanpassing is de grens tussen het C- en D-klimaat. In de oorspronkelijke classificatie van Köppen is het een C-klimaat wanneer de gemiddelde temperatuur van de koudste maand meer dan −3 °C bedraagt en is het een D-klimaat wanneer deze hieronder zit. De aanpassing, oorspronkelijk door R.J. Russel in 1931[5] voorgesteld zorgt ervoor dat de grens op 0 °C ligt, met als resultaat dat de grens tussen het gematigd en landklimaat in bijvoorbeeld Europa opschuift naar het westen en in Noord-Amerika naar het zuiden.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.