Economie van Nederland
Nederland is een welvarend land met een open economie die zwaar leunt op buitenlandse handel. De economie wordt getypeerd door stabiele verhoudingen, relatief lage inflatie, een gezond financieel beleid en een belangrijke rol als Europese transportader. Voedselverwerking, chemie, olieraffinage en de fabricage van elektrische apparaten zijn de belangrijkste industriële activiteiten.
Economie van Nederland | ||
---|---|---|
Munteenheid | 1 euro (€) = 100 cent | |
Fiscaal jaar | kalenderjaar | |
Handelsorganisaties | EU, WTO en OESO | |
Statistieken | ||
BBP Rang (2014) | 16e in nominaal volume (2014); 7e in nominaal volume per hoofd; 6e in volume in koopkrachtpariteit; 15e in koopkrachtpariteit per hoofd. | |
Bruto Binnenlands Product (2017) | € 725,4 miljard[1] | |
Bruto Nationaal Product (2014) | $ 880,4 miljard | |
Economische groei ten opzichte van vorig kwartaal (BBP) (2019 Q1) | 0,5% | |
Economische groei ten opzichte van jaar eerder (BBP) (2019 Q1) | 1,7% | |
BBP per hoofd (2017) | € 51.785 | |
BBP per sector (2015) | landbouw (1,6%), industrie (18,8%), diensten (79,6%) | |
Inflatiepercentage (april 2019) | 2,9% | |
Beroepsbevolking (april 2019) | 9,224 miljoen | |
Werkloosheidspercentage/seizoensgecorrigeerd (januari 2020) | 3,0%[2] | |
Faillissementen(excl. eenmanszaken) (april 2019) | 277 | |
Belangrijke industrieën | elektronica en communicatiemateriaal, metalen, chemicaliën, petroleum, voedselverwerking, visserij, landbouw gerelateerde producten | |
Handelspartners | ||
Uitvoer (2014) | $ 549,3 mld | |
Belangrijkste partners (2012) | Duitsland 26,5%, België 13,7%, Frankrijk 8,8%, Verenigd Koninkrijk 8%, Italië 4,5% | |
Invoer (2014) | $ 473,8 mld | |
Belangrijkste partners (2012) | Duitsland 13,8%, China 12%, België 8,4%, Verenigd Koninkrijk 6,7%, Rusland 6,4%, Verenigde Staten 6,1% | |
Openbare financiën | ||
Overheidssaldo (% van BBP, 2017) | 1,1% overschot | |
Staatsschuld (% van BBP, 2017 Q4) | 56,7% | |
Openbare schuld (2017) | € 412 mld | |
Opbrengsten (2017) | € 320 mld | |
Uitgaven (2017) | € 312 mld | |
Donor van economische hulp (2004) | € 4 mld |
In de intensieve, gemechaniseerde land- en tuinbouw werkt weliswaar slechts 4% van de Nederlandse beroepsbevolking, maar er worden door de sector enorme hoeveelheden voedsel voor de voedselverwerkingsindustrie en de uitvoer geproduceerd. Na de Verenigde Staten is Nederland het tweede uitvoerland op het gebied van land- en tuinbouwproducten[3]. De Nederlandse economie is ongeveer de vijftiende tot twintigste economie van de wereld, afhankelijk van hoe er gemeten wordt. Nederland was eerder nog de tiende economie ter wereld, maar werd ingehaald door snel groeiende economieën als Mexico en Zuid-Korea.
De Nederlandse economie maakte eind jaren 90 een grote groeispurt door met groeicijfers boven de 3%. In de eerste jaren na de eeuwwisseling is deze groei afgenomen. De internetzeepbel en de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 hebben hierin een belangrijke rol gespeeld. In 2006 en 2007 groeide de economie weer met meer dan 3%, maar naar aanleiding van de wereldwijde crisis was er in 2009 een krimp van 3,5%, gevolgd door een zeer beperkte groei en een flink stijgende staatsschuld en werkloosheid vanaf 2010 tot 2013. Vanaf 2014 is er weer sprake van groei van de economie (+ 3,2% in 2017). Ook is het tekort op de begroting vanaf 2016 omgeslagen in een overschot zodat de staatsschuld in 2017 daalde tot onder de 60% norm. De werkloosheid daalde in 2019 tot onder de 3,3%. Het algehele economische beeld is gunstig.
Nederland was een van de eerste landen die het besluit aangaande de euro als Europese munteenheid hebben geratificeerd. Sinds 1 januari 2002 is de munt er het enige wettige betaalmiddel (met overgangsperiode voor inwisseling). In de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba is de Amerikaanse dollar per 1 januari 2011 wettig betaalmiddel (wederom met overgangsperiode).[4]
Sectoren
Energie
Een van de grootste energiemaatschappijen ter wereld is voor zestig procent van Nederlandse oorsprong. De Koninklijke Shell heeft haar hoofdkantoor in Den Haag en is voortgekomen uit de oliewinning in Nederlands-Indië. Nederland zelf heeft een zeer beperkte voorraad aan aardolie in de bodem van de Noordzee. Van groot belang is echter de in 1959 ontdekte voorraad aardgas nabij het Groningse Slochteren. Met dit aardgasveld van Slochteren is Nederland de tweede producent van aardgas van de Europese Unie. De voorraad aardgas wordt geschat op 0,9% van de wereldvoorraad. Nederland neemt 30% van de totale aardgaswinning van de Europese Unie voor zijn rekening, en 2,7% van de wereld. Aardbevingen boven het veld van Slochteren maken dat Nederland de winning in Groningen aan banden gaat leggen. Nederland wil haar vooraanstaande positie behouden door een centrale rol te gaan spelen in de doorvoer van gas uit andere landen. Door de aanwezigheid van de grote aardgasreserves speelt kernenergie maar een relatief kleine rol in het energiebeleid van Nederland. De kernenergiecentrale Dodewaard heeft bijna dertig jaar gefunctioneerd tot zij in 1997 gesloten werd. In 2009 was de enige functionerende kerncentrale de kernenergiecentrale Borssele. Sluiting van deze centrale is uitgesteld tot 2033. Alternatieve vormen van energie (biomassa, zon, wind) spelen een bescheiden rol en leveren ca. 5% van de totale energieproductie. De aardgaswinning in het Groningen aardgasveld is echter tevens de oorzaak van vele kleinere aardbevingen die aanzienlijke schade aan woningen en andere gebouwen in het gebied heeft veroorzaakt. Langzamerhand is het besef gegroeid dat de veiligheid van de inwoners van Groningen belangrijker is dan de aardgaswinsten en daarom is in 2018 het besluit genomen om de aardgaswinning in het Groningen veld te verminderen en vanaf 2030 geheel te staken[5].
Akker- en tuinbouw
Hoewel de landbouw voor buitenlanders vaak in verband gebracht wordt met de Nederlandse economie, door traditionele producten als tulpen en kaas, werkt maar 2 % van de bevolking in deze sector. De aanwezigheid van de Nederlandse bedrijven op het gebied van bloemen, bloembollen en veredelde zaden in de wereldeconomie is echter significant.
Industrie
Landbouwindustrie, metaalindustrie en machinebouw en -installaties, fabricage van elektrische apparaten en outillage, chemische productie, olieverwerking, constructie, micro-elektronica, visvangst
Handel en bankwezen
De financiële instellingen hebben altijd een grote rol gespeeld in de Nederlandse economie na de Tweede Wereldoorlog. Verzekeraars en banken hebben in sommige gevallen grote conglomeraten gesmeed. Dit model van een combinatie van bankieren en verzekeren is sinds het uitbreken van de kredietcrisis niet langer populair omdat de risico's moeilijker te controleren zijn. Het concern ING Groep zal dan ook gesplitst worden in een bank en een verzekeraar, zo werd in oktober 2009 bekend.
De Nederlandse effectenbeurs is opgegaan in Euronext. De beurs heeft een historie van pionieren. Het was de eerste effectenbeurs ter wereld met de handel in aandelen VOC en de eerste derivatenbeurs van Europa.
Transport
Toerisme
BNP
Het bruto nationaal product van Nederland was in 2014 699,7 miljard euro.[7] Hiermee is Nederland naar omvang de zesde economie van Europa en het grootste van de "kleine" Europese landen. Het moet alleen de economieën van Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Spanje voor zich laten. Per hoofd van de bevolking doet Nederland het relatief goed in Europa: na Luxemburg en Ierland heeft Nederland het hoogste gemiddeld inkomen van de EU.[8]
De inflatie is de laatste 10 jaar relatief stabiel met percentages tussen de 1 en 2,5% op jaarbasis.[9]
De jaarlijkse groei van het Nederlandse bbp[10]:
1996 3,4%
1997 4,3%
1998 4,0%
1999 4,7%
2000 3,9%
2001 1,9%
2002 0,1%
2003 0,3%
2004 2,2%
2005 2,0%
2006 3,4%
2007 3,9%
2008 1,8%
2009 -3,8%
2010 1,4%
2011 1,7%
2012 -1,1%
2013 -0,2%
2014 1,4%
2015 2,3%
2016 2,2%
2017 3,2%
2018 2,7%
Beroepsbevolking
De beroepsbevolking van Nederland werd in 2018 geschat op 9,09 miljoen mensen. Daarmee neemt het de 51e plaats in op de ranglijst van landen naar beroepsbevolking.[11] Zoals in veel moderne economieën werkt het grootste deel van de bevolking in de dienstensector (78%). De landbouw heeft een in vergelijking met buurlanden een relatief hoog percentage van de beroepsbevolking met 3%, dat komt door de moderne glastuinbouw, bloembollenteelt en de veredeling van zaden.
Munteenheid
Sinds 1 januari 2002 is de officiële munt van de Nederlandse economie de Europese munt de Euro, die de gulden opvolgde. De koers van gulden was al sinds 1 januari 1999 vastgepind op de euro, met een koers van 2,20371 gulden per euro. De euro werd tussen 1999 en 2002 gebruikt als betaalmiddel in het internationale verkeer zoals de handel op de effectenbeurs. Vanaf 2002 werd de euro voor alle transacties het enige wettige betaalmiddel. Ingevolge de Wet geldstelsel BES[12] is op 1 januari 2011 de Amerikaanse dollar als officieel betaalmiddel in Caribisch Nederland ingevoerd. Tot die datum was de Antilliaanse gulden de officiële munteenheid.[13]
Bronnen, noten en/of referenties
|
Meer informatie over Nederland | |
---|---|
Bevolking · Communicatie · Defensie · Economie · Geografie · Geschiedenis · Politiek en overheid · Vervoer |
Economie van Europese landen |
---|
Albanië · Andorra · Azerbeidzjan · België · Bosnië en Herzegovina · Bulgarije · Cyprus · Denemarken · Duitsland · Estland · Finland · Frankrijk · Georgië · Griekenland · Hongarije · IJsland · Ierland · Italië · Kroatië · Letland · Liechtenstein · Litouwen · Luxemburg · Macedonië · Malta · Moldavië · Monaco · Montenegro · Nederland · Noorwegen · Oekraïne · Oostenrijk · Polen · Portugal · Roemenië · Rusland · San Marino · Servië · Slovenië · Slowakije · Spanje · Tsjechië · Turkije · Vaticaanstad · Verenigd Koninkrijk · Wit-Rusland · Zweden · Zwitserland |