welvoeglijk
Nederlands
Woordafbreking
- wel·voeg·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wel bw en voeglijk bn
- Samenstellende afleiding van wel en de stam van voegen met het achtervoegsel -lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | welvoeglijk | welvoeglijker | welvoeglijkst |
verbogen | welvoeglijke | welvoeglijkere | welvoeglijkste |
partitief | welvoeglijks | welvoeglijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
welvoeglijk [1]
- met de goede zeden in overeenstemming zijnd
- Uit de ongekende hausse aan reacties op mijn vraag van gisteren over vrijpostige aanspreekvormen, afstandelijkheid en welvoeglijkheid blijkt dat veruit de meeste lezers zich er behóórlijk boos over maken door allerlei snotapen met je en jou te worden aangesproken. Alsof ze nog met die pummels hadden geknikkerd. Ga manieren leren[2]
- Die bevoogdingsdrang houdt lang stand. Kamperen en overnachten in 'kamphutjes'wordt snel populair, maar staat decennialang onder toezicht. De door rijksoverheid, kerken en bedrijfstak gereguleerde 'opvoedkampen'verbieden alcohol, transistorradio's en 'redevoeringen'. Ongehuwde stellen worden gescheiden, kleding moet 'welvoeglijk'zijn.[3]
Synoniemen
- passend, fatsoenlijk , elegant, deftig, beschaafd, gracieus, netjes, betamelijk, decent, kies
Gangbaarheid
- Het woord welvoeglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'welvoeglijk' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf MARGO STOLS 25 jul. 2012
- Volkskrant Catharina Overdijk 31 oktober 2015,
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.