passend
Nederlands
Woordafbreking
- pas·send
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | passend | |
verbogen | passende | |
vervoeging van | ||
passen |
passend onvoltooid deelwoord van passen
- bijwoordelijk gebruikt
- Wij zijn op zoek naar geschikte mensen, passend in ons team.
- Al passend en metend kwamen we erachter dat er niets van klopt.
- attributief gebruikt:
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | passend | passender | passendst |
verbogen | passende | passendere | passendste |
partitief | passends | passenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
passend [1]
- geschikt voor iets of iemand
- zo zijnde als het hoort
- Het was een dramatisch en passend slot van het seizoen.
- Een goed passende schoen is essentieel.
Verwante begrippen
Verwante begrippen
- behoorlijk, fatsoenlijk, naar behoren, netjes
Hyponiemen
- bijpassend, niet-passend
Afgeleide begrippen
- passend onderwijs, passendheid
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord passend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'passend' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.