trek
Nederlands
Woordafbreking
- trek
Zelfstandig naamwoord
trek m
- iets dat iemand karakteriseert
- Dat is echt een trekje van die familie
- (biologie) de reis die een soort afhankelijk van de seizoenen aflegt (migratie, trektocht)
- De trek is nog niet begonnen.
- verlangen naar eten
- tocht, luchtstroom
Hyponiemen
|
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
|
|
|
Vertalingen
1. iets dat iemand karakteriseert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
trekken |
trek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trekken
- Ik trek.
- gebiedende wijs van trekken
- Trek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trekken
- Trek je?
Gangbaarheid
- Het woord trek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.