trek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trek trekken
verkleinwoord trekje trekjes

Zelfstandig naamwoord

trek m

  1. iets dat iemand karakteriseert
    • Dat is echt een trekje van die familie 
  1. (biologie) de reis die een soort afhankelijk van de seizoenen aflegt (migratie, trektocht)
    • De trek is nog niet begonnen. 
  1. verlangen naar eten
  2. tocht, luchtstroom
Synoniemen
Hyponiemen
  • paddentrek
  • persoonlijkheidstrek
  • vlindertrek
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
trekken

trek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trekken
    • Ik trek. 
  2. gebiedende wijs van trekken
    • Trek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trekken
    • Trek je? 

Gangbaarheid

  • Het woord trek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.