trekken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van trekken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | trekken | te trekken | ||||||
toekomend | zullen trekken | te zullen trekken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] getrokken | te hebben[3]/zijn[4] getrokken | ||||||
toekomend | getrokken zullen hebben[5]/zijn[6] | getrokken te zullen hebben[7]/zijn[8] | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
trekkend | getrokken | ev. trek | mv. verouderd trekt | trekke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | trek | trekt | trekt | trekt | trekt | trekken | trekken | trekken | |
verleden (o.v.t.) | trok | trok | trok | trokt | trok | trokken | trokken | trokken | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal trekken | zult/zal trekken | zult/zal trekken | zult trekken | zal trekken | zullen trekken | zullen trekken | zullen trekken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou trekken | zou trekken | zou(dt) trekken | zoudt trekken | zou trekken | zouden trekken | zouden trekken | zouden trekken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb/ben getrokken | hebt/bent getrokken | hebt/heeft/bent/is getrokken | hebt/zijt getrokken | heeft/is getrokken | hebben/zijn getrokken | hebben/zijn getrokken | hebben/zijn getrokken | |
verleden (v.v.t.) | had getrokken | had getrokken | had getrokken | hadt getrokken | had getrokken | hadden getrokken | hadden getrokken | hadden getrokken | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal getrokken hebben | zal/zult getrokken hebben | zult/zal getrokken hebben | zult getrokken hebben | zal getrokken hebben | zullen getrokken hebben | zullen getrokken hebben | zullen getrokken hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getrokken hebben | zou getrokken hebben | zou/zoudt getrokken hebben | zoudt getrokken hebben | zou getrokken hebben | zouden getrokken hebben | zouden getrokken hebben | zouden getrokken hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm getrokken worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt getrokken | er is getrokken | |||||||
verleden | er werd getrokken | er was getrokken | |||||||
toekomend | er zal getrokken worden | er zal getrokken zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou getrokken worden | er zou getrokken zijn |
- overgankelijk
- ergatief
- overgankelijk
- ergatief
- overgankelijk
- ergatief
- overgankelijk
- ergatief
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.