vogeltrek
Nederlands
![](../I/m/Grus_grus_flocks.jpg)
vogeltrek van kraanvogels
Woordafbreking
- vo·gel·trek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vogel zn en trek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vogeltrek | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vogeltrek m [1]
- de jaarlijkse tocht van vogels naar warmere streken en hun terugkomst in het voorjaar
- Ook in 2017 was Nut en Sport al het slachtoffer van de vogelgriep. De vereniging heeft pech met haar plek op de kalender in combinatie met en latere vogeltrek. "Normaal gesproken dient de vogelgriep zich eerder aan. Dat we er weer in januari mee te doen hebben, heeft schijnbaar met een verlate trek te maken.[2]
- Op dat moment kunnen de staldeuren weer open, voor de vrije uitloop. Het lijkt dus een geluk bij een ongeluk dat Jos Kienhuis'kippen nu nog op stal zijn en weinig kans lopen op eventuele besmetting via de vogeltrek. "We zijn echt alert op alles", zegt echtgenote Ingrid. "De stal zit op slot, er komt geen mens zomaar in.[3]
Gangbaarheid
- Het woord vogeltrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vogeltrek' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 04-JANUARI-2018
- Tubantia 24-OKTOBER-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.