straat
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: straat (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /strat/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /strat/
Woordafbreking
- straat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘weg’ voor het eerst aangetroffen in 1210 [1]
|
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | straat | straten |
verkleinwoord | straatje | straatjes |
Zelfstandig naamwoord
straat v/m
- een weg tussen de huizen in een bewoonde plaats [2]
- De meeste straten in woonwijken zijn gevuld met auto's.
- smalle doorgang tussen twee zeeën, een zee-engte, zeestraat [3]
- reeks machines of arbeidsplaatsen in een productielijn, een productiestraat
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een weg tussen de huizen in een bewoonde plaats
|
|
2. een smalle doorgang tussen twee zeeën
Gangbaarheid
- Het woord straat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'straat' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.