laan
Nederlands
Woordafbreking
- laan
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘weg’ voor het eerst aangetroffen in 1280 [1]
- Verwant met het Oudfriese lona, Oudnoordse lön, Oudgriekse ελαύνω. [2] [3] [4] [5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laan | lanen |
verkleinwoord | laantje | laantjes |
Zelfstandig naamwoord
laan v/m
- weg die aan beide kanten wordt geflankeerd door bomen
Hyponiemen
- Parklaan, beukenlaan, Boerelaan, Kerklaan, oprijlaan, zijlaan
Uitdrukkingen en gezegden
- Iemand de laan uitsturen.
Iemand van zijn betrekking beroven; ontslaan
- De laan uitgaan
ontslagen worden
Vertalingen
1. weg die aan beide kanten wordt geflankeerd door bomen
Gangbaarheid
- Het woord laan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'laan' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "laan" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- laan op website: Etymologiebank.nl
- laan op website: Etymologiebank.nl
- laan op website: Etymologiebank.nl
- laan op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.