storm

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • storm
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hevige wind’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord storm stormen
verkleinwoord stormpje stormpjes

Zelfstandig naamwoord

storm m

  1. (meteorologie) erg harde wind (windkracht 9)
Synoniemen
Antoniemen
  • windstilte
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
stormen

storm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stormen
    • Ik storm. 
  2. gebiedende wijs van stormen
    • Storm! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stormen
    • Storm je? 

Gangbaarheid

  • Het woord storm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

storm

  1. bui
  2. (meteorologie) storm


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / stɔɾm /
Woordafbreking
  • storm
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord stormr.
Naar frequentie 2697
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   storm     stormen     stormer     stormene  
genitief   storms     stormens     stormers     stormenes  

Zelfstandig naamwoord

storm

  1. (meteorologie) storm



Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / stɔɾm /
Woordafbreking
  • storm
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord stormr.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   storm     stormen     stormar     stormane  

Zelfstandig naamwoord

storm

  1. (meteorologie) storm
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.