raamwerk
Nederlands
Woordafbreking
- raam·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van raam en werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | raamwerk | raamwerken |
verkleinwoord | raamwerkje | raamwerkjes |
Zelfstandig naamwoord
raamwerk o
- (techniek) een omlijsting om werkstukken van slappe materialen (textiel) ter bewerking op te spannen
- Het raamwerk is voorzien van spieën om het doek na te spannen.
- (techniek) een lichte, open maar stevige constructie van buizen of balken waar onderdelen aan vastgezet kunnnen worden, die in een stabiele onderlinge positie moeten blijven
- (bouwkunde) een in een muur verankerde constructie van balken waarin de ramen en deuren zijn gemonteerd
- In het raamwerk is slechts één bovenlicht voorzien.
- (figuurlijk) een structuur die nog moet worden ingevuld, maar waarvan de begrenzing van het geheel, en het onderlinge verband van onderdelen, reeds is vastgesteld
- De commissie heeft een raamwerk als basis voor de nieuwe regeling, opgesteld.
Synoniemen
- [3] kozijn
Verwante begrippen
- [1] borduurring, kader, lijst, paneel, raam, spieraam, weefgetouw
- [2] chassis, geraamte, gestel, skelet, vakwerk
- [3] dorpel, deurkozijn, raamkozijn, post, stijl
- [4] begroting, bestemmingsplan, raming, structuurplan
Gangbaarheid
- Het woord raamwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'raamwerk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.