skelet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  skelet    (hulp, bestand)
  • IPA: /skəˈlɛt/
Woordafbreking
  • ske·let
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘geraamte’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord skelet skeletten
verkleinwoord skeletje skeletjes

Zelfstandig naamwoord

skelet o

  1. (anatomie) samenstel van onderdelen dat het lichaam stevigheid geeft
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord skelet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • ske·let

Werkwoord

skelet

  1. voltooid deelwoord van skele
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.