kozijn

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·zijn
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘neef’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘raamwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1384 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kozijn kozijnen
verkleinwoord kozijntje kozijntjes

Zelfstandig naamwoord

[A] kozijn o

  1. (bouwkunde) rand van een raam of deur waar de ruit of de deur in gevat is
Synoniemen
  • vensternis
Hyponiemen
  • drielichtkozijn
  • gevelkozijn
  • glaskozijn
  • kruiskozijn
  • kunststofkozijn
  • lichtkozijn
  • puikozijn
  • raamkozijn
  • rondboogkozijn
  • roosterkozijn
  • schuifkozijn
  • vensterkozijn
  • voorgevelkozijn
  • vuurkozijn
  • waterkozijn
Afgeleide begrippen
  • kozijndelen
  • kozijndorpel
  • kozijndrempel
  • kozijnhout
  • kozijnmodule
  • kozijnonderdelen
  • kozijnreparatie
  • kozijnstijl
  • kozijnwerk
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord kozijn kozijns
verkleinwoord kozijntje kozijntjes

Zelfstandig naamwoord

[B] kozijn m

  1. (familie) zoon van oom of tante
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kozijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.