stijl
Nederlands
Woordafbreking
- stijl
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wijze van uitdrukken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1393 [1]
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verticale paal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1284 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stijl | stijlen |
verkleinwoord | stijltje | stijltjes |
Zelfstandig naamwoord
stijl m
- wijze waarop men iets doet
- De samenwerking was succesvol en moet in dezelfde stijl worden voortgezet.
- post, spijl
- (plantkunde) buisvormige, middelste gedeelte van de stamper
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. handelswijze
2. post
Gangbaarheid
- Het woord stijl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stijl' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.