stijl

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stijl    (hulp, bestand)
  • IPA: /stɛi̯l/
Woordafbreking
  • stijl
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wijze van uitdrukken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1393 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verticale paal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1284 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord stijl stijlen
verkleinwoord stijltje stijltjes

Zelfstandig naamwoord

stijl m

  1. wijze waarop men iets doet
    • De samenwerking was succesvol en moet in dezelfde stijl worden voortgezet. 
  1. post, spijl
  2. (plantkunde) buisvormige, middelste gedeelte van de stamper
Gelijkklinkende woorden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stijl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.