chassis
Nederlands
Woordafbreking
- chas·sis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘raamwerk’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
- van het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chassis | chassis |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
chassis o [3]
- raamwerk, omlijsting, kader
- (werktuigbouwkunde) onderstel van een (motor)voertuig van meer dan twee wielen met assen, wielen (en motor)
- Het chassis van fietsen, bromfietsen, scooters en motorfietsen wordt 'frame' genoemd.
Verwante begrippen
- [2] frame, wagenstel
Afgeleide begrippen
- chassisnummer
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord chassis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'chassis' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.