pap
Nederlands
Woordafbreking
- pap
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘halfvloeibaar voedsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pap | pappen |
verkleinwoord | papje | papjes |
Zelfstandig naamwoord
pap v/m
- (voeding) een gerecht dat meestal bestaat uit melk die is gebonden met een zetmeelproduct zoals meel.
Overerving en ontlening
Vertalingen
Ontlening
|
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Er wel pap van lusten
Iets heel lekker/leuk e.d. vinden
- Er pap op leggen
Stoppen met werken
- Daar kan ik mijn pap niet mee koelen
Daar heb ik niets aan; dat is niets waard
- Geen pap meer kunnen zeggen
Helemaal vol met eten zitten; erg moe of uitgeput zijn
Vertalingen
1. een gerecht dat meestal bestaat uit melk die is gebonden met een zetmeelproduct zoals meel
Gangbaarheid
- Het woord pap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pap' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.