middel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  middel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɪdəɫ/
Woordafbreking
  • mid·del
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘middelste deel, bv. van een lichaam’ voor het eerst aangetroffen in 1102 [1]
  • [A] Afkomstig van Oudnederlandse woord middil
  • [B] Afleiding van bemiddeling.
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord middel middelen
verkleinwoord middeltje middeltjes

Zelfstandig naamwoord

[A] middel o

  1. het midden
  2. iets met behulp waarvan een doel bereikt kan worden
    • Dat is een middel, niet een doel. 
  1. (medisch) iets dat wordt aangewend om ziekte, ongesteldheid te bestrijden, (verkort voor geneesmiddel)
    • Tegen die ziekte is nog geen middel gevonden. 
  1. (financieel) geld, bezit
    • Hij heeft de middelen om er een sterke onderneming van te maken. 
  1. (taalkunde) (als eerste deel van samenstellingen) fase in de geschiedenis van sommige talen tussen de oudste vorm daarvan ("oud") en de meest recente verleden ("nieuw")
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
  • [2]: Het doel heiligt de middelen.
ter bereiking van een goed doel mag men ook slechte middelen, indien het niet anders mogelijk is, gebruiken
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: door middel van (d.m.v. / dmv)
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord middel middels
verkleinwoord middeltje middeltjes

Zelfstandig naamwoord

[B] middel o

  1. (anatomie) het middendeel van het lichaam
    • Hij krijgt wat te veel vet om zijn middel. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord middel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
middelen

middel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van middelen
    • Ik middel. 
  2. gebiedende wijs van middelen
    • Middel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van middelen
    • Middel je? 

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

middel

  1. middel


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈmidəl/
Woordafbreking
  • mid·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Nederduits
Naar frequentie 10437
o
[A]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   middel     middelet
midlet  
  middel
midler  
  midla
midlene  
genitief   middels     middelets
midlets  
  middels
midlers  
  midlas
midlenes  

Zelfstandig naamwoord

[A] middel o

  1. middel (iets om een doel te bereiken, b.v. een tegenmiddel, vlekkenmiddel)
  2. (medisch) geneesmiddel
  3. (economie) hulpbron, resource
Afgeleide begrippen
  • [1]: botemiddel
  • [1]: hjelpemiddel
  • [1]: næringsmiddel
  • [1]: pussemiddel
  • [1]: virkemiddel
  • [2]: legemiddel
Spreekwoorden
  • [1]: Målet helliger middelet.
De goede doel heiligt kwade middelen.
m
[B]+[C]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   middel     middelen     midler     midlene  
genitief   middels     middelens     midlers     midlenes  

Zelfstandig naamwoord

[B] middel m

  1. (financieel) vermogen (geld, bezit)

Zelfstandig naamwoord

[C] middel m

  1. middel (het midden)
  • middeltall
  • middelverdi

Zelfstandig naamwoord

middel, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van middel
Schrijfwijzen


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈmidəl/
Woordafbreking
  • mid·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Nederduits
o
[A]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   middel     middelet     middel     midla  

Zelfstandig naamwoord

[A] middel o

  1. middel (iets om een doel te bereiken, b.v. een geneesmiddel)
  2. middel (iets om een doel te bereiken, b.v. een tegenmiddel, vlekkenmiddel)
  3. (medisch) geneesmiddel
Afgeleide begrippen
  • [1]: botemiddel
  • [1]: hjelpemiddel
  • [1]: næringsmiddel
  • [1]: pussemiddel
  • [1]: verkemiddel
  • [2]: lækjemiddel
m
[B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   middel     middelen     midlar     midlane  

Zelfstandig naamwoord

[B] middel m

  1. middel (het midden)
  • middeltal
  • middelverdi

Zelfstandig naamwoord

middel, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van middel


Veluws

Zelfstandig naamwoord

middel

  1. middel
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.