taille
Nederlands
Woordafbreking
- tail·le
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘middel van het lichaam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1254 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taille | tailles |
verkleinwoord | tailletje | tailletjes |
Zelfstandig naamwoord
taille v/m
- het middelste deel van het lichaam
- De broek zit wat strak rond de taille.
Vertalingen
1. het middelste deel van het lichaam
Gangbaarheid
- Het woord taille staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'taille' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Frans
Zelfstandig naamwoord
taille v
- «Ce mec, à force de balancer des tailles, il va se faire rétamer.»
- Als die kerel de hele tijd spottende opmerkingen blijft maken, wordt hij straks in elkaar geslagen. [1]
- «Ce mec, à force de balancer des tailles, il va se faire rétamer.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.