liv

Noors
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / liːʋ /
Woordafbreking
  • liv
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord #1: afkomstig van het Oudnoordse naamwoord líf
  • Zelfstandig naamwoord #2: afkomstig uit het Duits
Naar frequentie 263
#1 + #2 enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   liv     livet     liv     liva
livene  
genitief   livs     livets     livs     livas
livenes  

Zelfstandig nammwoord #1

Zelfstandig naamwoord

liv, o

  1. (biologie) leven
  1. «Jeg vil lære nye ting hele livet.»
    Ik wil mijn hele leven nieuwe dingen leren.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
   
  • badeliv
  • dyreliv
  • familieliv
  • følelsesliv
  • kulturliv
  • livaktig
  • livlig
  • livredder
  • livsglede
  • livsstil
  • næringsliv
  • planteliv
  • reiseliv
  • seksualliv
  • sjelslov
  • yrkesliv
  • åndsliv
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
   
  • etter livet
  • for livet
  • i livet
  • med livet
  • mellom livet
  • miste livet
  • på livet
  • til liv

Zelfstandig nammwoord #2

Zelfstandig naamwoord

liv, o

  1. (anatomie) middel, taille
  1. «Buksa er vid i livet.»
    De broeken zijn breed rond het middel.
Synoniemen
  • midje
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • fra livet
  • med livet
  • på livet
  • til liv

Zelfstandig naamwoord

liv

  1. genitief onbepaald onzijdig meervoud van liv


Nynorsk
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / liːʋ /
Woordafbreking
  • liv
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord #1: afkomstig van het Oudnoordse naamwoord líf
  • Zelfstandig naamwoord #2: afkomstig uit het Duits
#1 + #2 enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   liv     livet     liv     liva  

Zelfstandig nammwoord #1

Zelfstandig naamwoord

liv, o

  1. (biologie) leven
  1. «Er det liv på Mars?»
    Is er leven op Mars?
Synoniemen
Afgeleide begrippen
   
  • badeliv
  • dyreliv
  • daglegliv
  • familieliv
  • følelsesliv
  • kjensleliv
  • kulturliv
  • livaktig
  • livleg
  • livreddar
  • livsglede
  • livsstil
  • næringsliv
  • planteliv
  • reiseliv
  • seksualliv
  • sjelslov
  • yrkesliv
  • åndsliv
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
   
  • etter livet
  • for livet
  • i livet
  • med livet
  • miste livet
  • på livet
  • til liv

Zelfstandig nammwoord #2

Zelfstandig naamwoord

liv, o

  1. (anatomie) middel, taille
  1. «Buksa er vid i livet.»
    De broeken zijn breed rond het middel.
Synoniemen
  • midje
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • frå livet
  • med liv
  • på livet
  • til liv

Zelfstandig naamwoord

liv

  1. genitief onbepaald onzijdig meervoud van liv
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.