leider

Nederlands

Niet te verwarren met: lijder
Uitspraak
  • Geluid:  leider    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈlɛɪ̯dər/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈlɛːdər/
    • (Limburg): /ˈlɛɪ̯dər/
Woordafbreking
  • lei·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van leiden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord leider leiders
verkleinwoord leidertje leidertjes

Zelfstandig naamwoord

leider m

  1. iemand die leidt of bestuurt
    • Elke goed samenwerkende groep heeft een leider nodig. 
  1. een persoon of ploeg die op de eerste plaats staat in een competitie of wedstrijd
    • De leider in de Ronde van Frankrijk verstevigt zijn leiderspositie door nog een etappe te winnen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord leider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie


Duits

Bijwoord

leider

  1. helaas


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈlɛɪðɐ(r)/ (Etsbergs)

Bijwoord

leider

  1. helaas
  1. «Achter g'm Kriege woort 't Platoeasj, 't Lèmbörgsj Veurlèmbörgs, tözaam g'm Hoeagpruusje es "ennemis" gezeen èn daodórch is 't leider oedgestórve.»
    Na de Tweede Wereldoorlog werd het Platois, het Limburgs van het oude Hertogdom Limburg, samen met het Hoogduits als "ennemis" gezien en daardoor is het jammer genoeg uitgestorven.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.