groepsleider
Nederlands
![](../I/m/Ontruiming_Lorentz_paviljoen_van_Dennendal_groepsleider_tracht_politie_met_een_%2C_Bestanddeelnr_927-3001.jpg)
een groepsleider verzet zich tegen de politie
Woordafbreking
- groeps·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van groep en leider met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groepsleider | groepsleiders |
verkleinwoord | groepsleidertje | groepsleidertjes |
Zelfstandig naamwoord
groepsleider m [1]
- (beroep) (volwassen) leider van een groep met name in onderwijs en de (jeugd)zorg
- De kritiek was vaak dat groepsleiders niet altijd voldoende zijn opgeleid. „De professionaliteit van de leidster is doorslaggevend. En daar valt nog veel te verbeteren. Erg belangrijk is dat medewerkers zich een vve-programma echt eigen maken. Dat ze niet een methode mechanisch uitvoeren, een kwartiertje per dag. Maar dat ze het overdragen van de taal tot in hun vezels voelen. Dat ze bijvoorbeeld tijdens etenstijd niet opeens het programma uit hun handen laten vallen, maar een gesprek blijven voeren met de kinderen. Dus als er druiven op het menu staan, kan de leidster vertellen welke kleur het fruit heeft en waar de druiven groeien.” [2]
Gangbaarheid
- Het woord groepsleider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'groepsleider' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.