koorleider

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koor·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koorleider koorleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

koorleider m [1]

  1. de muzikale leider van een koor of een groep zangers die op regelmatige of toevallige wijze samen zingen
    • Weber identificeerde 49 priesters en leraren die schuldig waren aan mishandeling en misbruik. In het rapport krijgen de huidige kardinaal en voormalig bisschop van Regensburg Gerhard Ludwig Müller en de voormalig koorleider Georg Ratzinger (broer van emeritus paus Benedictus) felle kritiek.[2] 
    • De Concertgebouw Prijs gaat dit keer naar Sir John Eliot Gardiner. De Engelse dirigent en koorleider krijgt de onderscheiding half januari aangeboden tijdens een galadiner. Gardiner verdient de prijs wegens de belangrijke bijdrage die hij lange tijd heeft geleverd aan het artistieke profiel van de Amsterdamse concertzaal, meldt het Concertgebouw.[3] 
Synoniemen
  • koordirigent
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koorleider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.