geschenk
Nederlands
Woordafbreking
- ge·schenk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geschenk | geschenken |
verkleinwoord | geschenkje | geschenkjes |
Zelfstandig naamwoord
geschenk o
- iets dat men iemand geeft, meestal ter gelegenheid van een speciale gebeurtenis
- De geschenken lagen onder de kerstboom.
Hyponiemen
- boekenweekgeschenk, godsgeschenk, kermisgeschenk, kerstgeschenk, kinderboekenweekgeschenk, relatiegeschenk, votiefgeschenk, wijgeschenk
Vertalingen
1. iets dat men geeft
Gangbaarheid
- Het woord geschenk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geschenk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.