gift
Nederlands
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘geschenk’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Van het Oudnederlandse *gift, van het Oergermaanse *giftiz, dat afgeleid is van *geban ("geven"). In het Middelnederlands kwam ook ghicht voor (vergelijk hiermee gracht < graft), maar de f werd hersteld naar analogie met geven.[2]
Zelfstandig naamwoord
gift
- v/m geld of een voorwerp dat gegeven wordt en waarvoor men niets terug verlangt
- U zoekt een originele gift voor uw partner, ouders of vrienden?
- o vergif
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. geld of een voorwerp dat gegeven wordt en waarvoor men niets terug verlangt
Gangbaarheid
- Het woord gift staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gift' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "gift" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Philippa, Marlies e.a. (2003-2009), Etymologisch woordenboek van het Nederlands (Amsterdam: Amsterdam University Press).
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.