frequentie

• Geluid:  frequentie    (hulp, bestand)

• fre·quen·tie

• afgeleid van frequent met het achtervoegsel -ie [1]

frequentie v

1. aantal keren of herhalingen per tijdseenheid

1. • Die tram rijdt met een frequentie van twee keer per uur. 

2. (natuurkunde) (elektronica) het aantal perioden per seconde, trillingsgetal

1. • In de elektrotechniek wordt de frequentie uitgedrukt in de SI-eenheid hertz (symbool Hz). 

2. (statistiek) het aantal malen dat een bepaalde observatie gedaan is

• [2] periodeduur, periodetijd, golflengte

• [1] auto's per dag, beelden per seconde, dagelijks, maandelijks, omwentelingen per minuut, slagen per minuut, toeren per minuut, tweemaal daags, wekelijks, tweewekelijks
• [2] hoogfrequent, laagfrequent, middelfrequent, draaggolf, fase, geluid, golflengte, kleur, lichtbron, periode, radio, straling, trilling, warmte, wisselspanning, wisselstroom, zender, zendkanaal

• Het woord frequentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'frequentie' herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.