frequentatief

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fre·quen·ta·tief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord frequentatief frequentatieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

frequentatief o

  1. (taalkunde) werkwoord dat wordt gevormd door aan de stam van een ander werkwoord het achtervoegsel '-el' of '-er' toe te voegen en zo herhaling van dat andere werkwoord uitdrukt
    • Het woord 'hinkelen' is een frequentatief dat is afgeleid van 'hinken'. 
Synoniemen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen frequentatieffrequentatieverfrequentatiefst
verbogen frequentatievefrequentatieverefrequentatiefste
partitief frequentatiefsfrequentatievers-

Bijvoeglijk naamwoord

frequentatief

  1. (taalkunde) een herhaling uitdrukkend; "als van een frequentatief"
    • De uitgang '-er' in 'knipperen' heeft een frequentatieve betekenis, daarom is 'knipperen' een frequentatief werkwoord. 
Synoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord frequentatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.