elektronica

Nederlands

elektronica
Uitspraak
Woordafbreking
  • elek·tro·ni·ca
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘elektronentechniek’ voor het eerst aangetroffen in 1954 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord elektronica -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

elektronica v

  1. (wetenschap) (elektrotechniek) de tak van elektrotechniek die zich bezighoudt met het gedrag van elektronen in de vrije ruimte of vaste stof hetgeen leidt tot actieve componenten zoals elektronenbuizen en transistors of in niet-lineaire componenten zoals b.v. diodes
    • Hij is bezig elektronica te leren. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord elektronica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Limburgs

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

elektronica

  1. (wetenschap) elektronica

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.