frequent
Nederlands
Woordafbreking
- fre·quent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veelvuldig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1619 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | frequent | frequenter | frequentst |
verbogen | frequente | frequentere | frequentste |
partitief | frequents | frequenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
frequent
- vaak voorkomend
Hyponiemen
- audiofrequent, toonfrequent
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord frequent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'frequent' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
frequent | more frequent | most frequent |
Bijvoeglijk naamwoord
frequent
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to frequent |
he/she/it | frequents |
verleden tijd | frequented |
voltooid deelwoord |
frequented |
onvoltooid deelwoord |
frequenting |
gebiedende wijs | frequent |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.