maandelijks
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: maandelijks (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈman.də.ləks/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈman.də.ləks/
- (Limburg): /ˈmaːn.də.lɪks/
Woordafbreking
- maan·de·lijks
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | maandelijks |
verbogen | maandelijkse |
partitief | maandelijks |
Bijvoeglijk naamwoord
maandelijks
- iedere maand een keer
- Dit is een maandelijkse bijdrage.
Hyponiemen
- driemaandelijks, halfmaandelijks, tienmaandelijks, tweemaandelijks, viermaandelijks, zesmaandelijks
Vertalingen
1. iedere maand een keer
Bijwoord
maandelijks
- iedere maand een keer
- Wij gaan maandelijks vissen.
Vertalingen
1. iedere maand een keer
Gangbaarheid
- Het woord maandelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'maandelijks' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.