dol

Rigger met dol.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dol    (hulp, bestand)
  • IPA: /dɔl/
Woordafbreking
  • dol
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen doldollerdolst
verbogen dolledolleredolste
partitief dolsdollers-
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘krankzinnig, dwaas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
  • In de betekenis van ‘roeipen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1286 [1]

Bijvoeglijk naamwoord

dol

  1. onzinnig
    • Het was een dol plan, maar het was wel erg gezellig. 
  1. gek, krankzinnig
    • Dol van de pijn rende hij naar buiten. 
  1. agressief door besmetting met rabiës
    • Kijk uit, die hond is dol! 
  1. verrukt, verzot (alleen predicatief)
  1. (van schroefdraad) zonder grip
    • Hij gebruikte teveel kracht en draaide zo de schroef dol. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • door het dolle heen gaan of zijn
  • geen remming meer hebben
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord dol dollen
verkleinwoord dolletje dolletjes

Zelfstandig naamwoord

dol m

  1. (scheepvaart) een metalen pin waarop een roeispaan kan draaien
  2. (scheepvaart) een U-vormig steunpunt waarin een roeispaan rust
Hyponiemen
  • riemdol, roeidol, dolboord
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
dollen

dol

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dollen
    • Ik dol. 
  2. gebiedende wijs van dollen
    • Dol! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dollen
    • Dol je? 

Gangbaarheid

  • Het woord dol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Schots-Gaelisch

Uitspraak
  • /dɔlˠ/

Zelfstandig naamwoord

dol m

  1. naamwoord van handeling van rach: het gaan, de beweging
  2. a + ~: gaande vormt de tegenwoordige tijd
  1. «Tha mi a' dol dhachaigh. »
    Ik ga naar huis.
EnkelvoudMeervoud
onbepaaldbepaaldonbepaaldbepaald
nominatief doldolachan 
genitief dola

dol m

  1. lus, strop
  2. schakel
  3. oogje, lusje
  4. val
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.