krankzinnig
Nederlands
Woordafbreking
- krank·zin·nig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gek’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1]
- Samenstellende afleiding van krank en zin met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | krankzinnig | krankzinniger | krankzinnigst |
verbogen | krankzinnige | krankzinnigere | krankzinnigste |
partitief | krankzinnigs | krankzinnigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
krankzinnig
- lijdend aan een ernstige psychische ziekte
- Een krankzinnige koning was een ramp voor het land.
- overdrachtelijk en afgezwakt: op een vreemde manier zeer opmerkelijk
- Hij kreeg soms de krankzinnigste vragen te beantwoorden.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord krankzinnig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krankzinnig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.