hoorndol
Nederlands
Woordafbreking
- hoorn·dol
Bijvoeglijk naamwoord
hoorndol [3]
- Politici die na ontslag thuis op de bank zitten met wachtgeld, maken kiezers hoorndol. Beter om het afbreukrisico van politici te compenseren met een regeling voor terugkeer naar de oude werkgever. Stel een ‘burgerschapsverlof’ in, betoogt hoogleraar bestuurskunde Mark Bovens. [4]
- helemaal gek door verwarring
- Hoorndol worden ze in de zorg van de mededingingsautoriteit. 'Koudwatervrees', zegt Don. 'Doe je huiswerk; er is heel veel mogelijk.'[5]
- Jongeman... ik-word-zo-langzamerhand-hoorndol-van-jou!'[6]
Synoniemen
- razend, woedend, geïrriteerd, laaiend,
- stapelgek, geschift, getikt, kierewiet, knetter, knots, tureluurs, gek
Gangbaarheid
- Het woord hoorndol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hoorndol' herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "hoorndol" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- hoorndol op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC 1 juli 2015
- Volkskrant JET BRUINSMA EN CARLIJNE VOS 7 april 2012
- Golding, William De heer der vliegen vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema 2011 ISBN 978-90-5965-388-7 pagina 111
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.