verrukt
Nederlands
Woordafbreking
- ver·rukt
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘opgetogen’ voor het eerst aangetroffen in 1635 [1]
- vervoeging van verrukken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verrukt | verrukter | verruktst |
verbogen | verrukte | verruktere | verruktste |
partitief | verrukts | verrukters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
verrukt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verrukken |
verrukt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrukken
- Jij verrukt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrukken
- Hij verrukt.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van verrukken
- Verrukt!
- voltooid deelwoord van verrukken
Gangbaarheid
- Het woord verrukt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verrukt' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.