bestuurder
Nederlands
Woordafbreking
- be·stuur·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bestuurder | bestuurders |
verkleinwoord | bestuurdertje | bestuurdertjes |
Zelfstandig naamwoord
bestuurder m
- een persoon die een voertuig of andere machine bestuurt
- De bestuurder verloor de macht over het stuur en raakte van de weg.
- (beroep) een persoon die een bedrijf of organisatie leiding geeft
- De bestuurder wist niet meer wat hij met de situatie aanmoest en besloot daarom maar om zijn salaris te verhogen
Hyponiemen
|
Vertalingen
1. een persoon die een voertuig of andere machine bestuurt
|
|
2. een persoon die een bedrijf of organisatie leiding geeft
Gangbaarheid
- Het woord bestuurder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bestuurder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.