conducteur
Nederlands
Woordafbreking
- con·duc·teur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kaartjesknipper’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse conducer of conduire (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -eur
- afgeleid van het Franse 'conducteur' of daarvoor van het Latijnse 'ducere' (leiden) met het voorvoegsel con- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conducteur | conducteurs |
verkleinwoord | conducteurtje | conducteurtjes |
Zelfstandig naamwoord
conducteur m
- (spoorwegen) (beroep) een medewerker van het openbaar vervoer die reizigers op vervoersbewijzen controleert, de orde dient te bewaren, maar vooral ook servicemedewerker is.
- De conducteur is nu al drie keer langs geweest.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- conducteurskorps, conducteurstang, conducteurstas
Vertalingen
1. een medewerker van de spoorwegen die reizigers op vervoersbewijzen controleert en de orde in de trein of tram dient te bewaren
Gangbaarheid
- Het woord conducteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'conducteur' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.