besturen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stu·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
besturen
bestuurde
bestuurd
zwak -d volledig

Werkwoord

besturen

  1. overgankelijk zorgen dat [een toestel] de gewenste taken uitvoert
    • Hij bestuurt de lift via een afstandsbediening. 
  1. overgankelijk het vervullen van regeringstaken over een gebied of organisatie
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

besturen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bestuur

Gangbaarheid

  • Het woord besturen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.