afstand

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afstand    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfstɑnt/
Woordafbreking
  • af·stand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afstand afstanden
verkleinwoord afstandje afstandjes

Zelfstandig naamwoord

afstand m

  1. de ruimte die zich ergens tussen bevindt
    • Van hier naar de noordpool is een behoorlijke afstand. 
  1. ~ doen van iets: geen aanspraak meer doen op eigendomsrechten, schenken, doneren, cessie, geven, afstaan
    • Het meisje deed met moeite afstand van haar lievelings beer. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afstand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

afstand

  1. afstand


Veluws

Zelfstandig naamwoord

afstand

  1. afstand
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.