fietsafstand

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fietsafstand    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈfits.ɑf.stɑnt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈfits.ɑf.stɑnt/
Woordafbreking
  • fiets·af·stand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsafstand fietsafstanden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

fietsafstand m

  1. afstand die wordt afgelegd tussen twee punten als men de fietsroutes volgt
    • De fietsafstanden zijn hier in de buurt best naar beneden gegaan sinds het nieuwe fietspad is aangelegd. 
  1. afstand die geacht wordt binnen een redelijke tijd te befietsen te zijn
    • Gelukkig ligt de school op fietsafstand van hun nieuwe huis. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • op fietsafstand - op een afstand die men gemakkelijk kan fietsen

Gangbaarheid

  • Het woord fietsafstand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.