Nedersaksisch

Het Nedersaksisch is een in Nederland en Duitsland officieel erkende taal die bestaat uit een groep niet-gestandaardiseerde Nederduitse dialecten. Deze worden voornamelijk gesproken in het noordelijke deel van Duitsland en in het noordelijke en oostelijke deel van Nederland (de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, de Gelderse regio's Veluwe en Achterhoek, in Utrecht ten oosten van de Utrechtse Heuvelrug, op Urk in Flevoland en het zuiden van Friesland). Nedersaksisch is naast het Limburgs en het Fries een van de drie officiële streektalen in Nederland, maar heeft niet, zoals het Fries, een eenheidstaal en de status van ‘tweede rijkstaal’. Manco voor het Limburgs en het Nedersaksisch is de mengelmoes aan varianten. Door het ontbreken van een eenheidstaal is schriftelijk gebruik automatisch gereduceerd tot een lokaal gebied.

Nedersaksisch (Neddersaksies)
Gesproken inNederland, Duitsland, Denemarken
Sprekers4,8 miljoen
Taalfamilie
Dialecten
AlfabetLatijn
Officiële status
Officieel in
Taalcodes
ISO 639-1-
ISO 639-2nds
ISO 639-3nds
Portaal    Taal
Taalgebied

Sinds 1998 erkent Nederland het Nedersaksisch als taal onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. In 2018 trad het Convenant Nedersaksisch in werking, waarbij de regionale overheden in het Nedersaksischtalige deel van Nederland zich verplichten tot inspanningen voor behoud en bevordering van het Nedersaksisch.

Ook Duitsland erkent sinds 1998 het Nedersaksisch (Niederdeutsch of Plattdeutsch) onder het Europees handvest voor regionale en minderheidstalen. In de Europese Unie is het Nedersaksisch een officieel erkende streektaal. De taalcode (ISO 639-2) van het Nedersaksisch is nds.

Voor het aantal sprekers in Nederland zijn geen betrouwbare actuele cijfers voorhanden.[1] In 2003 sprak in de betreffende gebieden 28% van de ouders Nedersaksisch, maar bij hun kinderen lag dit aandeel lager.[2] In 2012 is dit aantal gezakt naar respectievelijk 15% (ouders) en 2% (kinderen).[3] In Duitsland werd het aantal sprekers in 1984 op 5,5 miljoen geschat,[4] en zijn er geen actuele cijfers bekend. Er bestaan enkele kleinere gemeenschappen in Polen, Rusland en Denemarken. Het Oost-Nederduits is zeer verwant maar hoort volgens de definitie niet bij het Nedersaksisch. Het Nederduits kan daarentegen wel als een overkoepelende term worden beschouwd.

Aanduiding

De term 'Nedersaksisch' werd tot in de jaren negentig van de 20e eeuw alleen gehanteerd door historisch taalkundigen en (vooral in de jaren vijftig) door een groep streektaalschrijvers en -activisten.[5] Sprekers van de Nedersaksische variëteiten refereerden aan hun dialect met de naam van een plaats of streek (Achterhoeks, Twents, Drents, Veluws, Elspeets enz.), of met de aanduiding Plat (ook Platduuts). Onder invloed van diverse streektaalbewegingen heeft de politiek het begrip overgenomen en uiteindelijk als streektaal erkend. Dat betekent een complex van streektalen, want één uniforme cultuurtaal zit er nog lang niet in, mede doordat iedere poging van uniformering (spelling en woordenschat) als wezensvreemd voor de grote variëteit aan dialecten wordt afgewezen. De afhankelijkheid van de Nederlandse dan wel Duitse in orthografie en in talloze leenwoorden bemoeilijkt bovendien grensoverschrijdende herkenning acceptatie. In Nederland ervaart men de varianten van het Nedersaksisch als Nederlandse dialecten, in Duitsland als Duitse c.q. als Nederduitse dialecten. Toch zijn er verscheidene pogingen geweest om overkoepelende spellingsvoorschriften te bedenken.

Kort beschouwd is 'Saksisch' een betere benaming. Taalkundigen wilden met de toevoeging 'neder' onderdanigheid betrachten ten opzichte van het Duits en aansluiten bij het 'neder'-lands.

Vanwege de grote verspreiding van het (Neder)Saksisch (oudtijds van Nimmersatt tot Blaricum) zijn er verschillende dialectvarianten ontstaan, die zich grosso modo in vier hoofdgroepen laten categoriseren:

  1. het Noord-Nedersaksisch (Gronings, Oost-Fries Nedersaksisch, Noord-Oldenburgs, Zuid-Oldenburgs, Onderelfs, Holsteins, Sleeswijks en Noord-Eemslands)
  2. het Westfaals (Achterhoeks, Sallands, Zuid- en Midden-Drents, Stellingwerfs, Twents, Urkers, Veluws, Westerwolds, Bentumers, Zuidwest-Eemslands, Oostwestfaals, Zuidwestfaals, Münsterlands, West-Münsterlands)
  3. het Oostfaals
  4. het Drents

In de Liemers wordt een Nederfrankisch dialect gesproken met Nedersaksische invloeden; in de Gelderse Vallei wordt een Hollands-Nedersaksisch overgangsdialect gesproken, dat officieel tot het Nedersaksisch gerekend wordt. Zie ook hoofdstuk 'Varianten van het Nedersaksisch'.

In de middeleeuwen was het Nedersaksisch (Middelnederduits) een zeer prominente taal, die onder meer diende als officiële voertaal van de Hanze. De invloed op de Scandinavische talen was zelfs zo groot, dat deze grammaticale eigenschappen verloren en een groot deel van hun nieuwe woordenschat aan het Nedersaksisch c.q. het Nederduits ontleenden. Later werd Nedersaksisch c.q Nederduits in de hoedanigheid van 'lingua franca' en van schrijftaal door het Hoogduits verdrongen.

Migratie

Het gebruik van het Nedersaksisch maakt de migratie van de Saksen naar (het latere) Noord- en Oost-Nederland zichtbaar. Waar de Friezen met name de kuststreken bevolkten en niet landinwaarts trokken, kwamen de Saksen vanuit het binnenland richting de rijke kust-en deltastreken. Ze vestigden zich vooral als boerengemeenschappen.

Expansie, neergang en opleving van het Nedersaksisch

In feite ontwikkelden zich in de Middeleeuwen drie algemene communicatietalen in het Duits-Nederlandse dialectcontinuüm:

  1. Hoogduits (waarvoor de Duitse dialecten van de deelstaten Saksen en Thüringen en de dialecten in het noorden van Bohemen toonaangevend waren),
  2. Nederlands (met aanvankelijk Brabants als toonaangevend dialect) en
  3. Oud-Nedersaksisch (met het dialect van Lübeck als toonaangevend dialect)

Het is hierbij verwarrend dat de naam 'Nederduitsch' destijds zowel voor de tweede als de derde variant werd gebruikt.
Sinds de publicatie van de Bijbelvertaling van Luther begon het Oud-Nedersaksisch allengs meer en meer te wijken voor het Hoogduits.
In de 16e eeuw werd in de oostelijke delen van Nederland ook wel een tussenvorm tussen Nedersaksisch en (Vlaams-Brabants) 'Nederdietsch' gepropageerd, onder de naam van 'Oostersch', maar deze taalvorm kon de concurrentie met het Nederlands niet aan.

Dat het Nedersaksisch nog tot na de middeleeuwen een 'lingua franca' met een zekere expansiekracht is gebleven, blijkt uit het feit dat omstreeks 1500 de tevoren Friese dialecten sprekende Groningse Ommelanden onder invloed van de van oudsher Nedersaksische stad Groningen op het Nedersaksisch overgingen en dat een soortgelijk proces zich minder dan een eeuw later in Oost-Friesland herhaalde. De kracht van de taal is in deze gevallen terug te voeren op de economische en politieke kracht van de Hanze en van de grotere steden in het gebied zoals Groningen, Oldenburg en Bremen.

Teloorgang

De Nedersaksische streektaal werd in 1995 nog door 35% van de volwassenen gesproken en 7% van de kinderen sprak het met vrienden en vriendinnen. In 2011 was dat nog 15%, respectievelijk 0,85%. Deze cijfers verschillen aanzienlijk met de cijfers uit een onderzoek uit 2005 van Hendrik Bloemhoff.[6] Miskenning en imago-schaamte, met maatschappelijke achterstand als schrikbeeld, deed decennialang veel sprekers besluiten alleen Algemeen Beschaafd Nederlands tegen hun kinderen te spreken. Opmerkelijk genoeg gold dit ook voor degenen die later streden voor behoud van de streektaal. De rol van de streektaal als gemeenschapstaal in de dorpen (en ook in bepaalde stadswijken) loopt terug door de alom plaatsgrijpende migratie, die vroeger de weinige nieuwelingen in de dorps- of streektaal assimileerde maar nu andersom de in eigen omgeving tot minderheid gereduceerde streektaligen ertoe brengt zich meer en meer in het ABN uit te gaan drukken. Ook de verschuiving van het dialect tot regiolect speelt een rol in het proces van teloorgang.

Opleving

Het Nedersaksisch lijkt sinds het begin van de 21e eeuw bezig met een bewust georganiseerde heropleving in erkenning als plattelands cultureel erfgoed. Er worden in toenemende mate culturele activiteiten georganiseerd en het Nedersaksisch wordt steeds vaker ingezet in politiek en marketing.

In 2008 liet de Twents/Sallandse gemeente Rijssen-Holten bekendmaken dat ze officieel tweetalig zijn.[7] Bezoekers van de gemeentebalie kunnen ervoor kiezen om in het Nederlands of Nedersaksisch geholpen te worden.

Tijdens de 2012-editie van het nationale liefdadigheidsevenement 'Het Glazen Huis' van nationale radiozender 3FM presenteerde radio-dj Michiel Veenstra een uur lang in het Twents.[8]

In 2012 en 2013 gebruikten verschillende commerciële instanties het Nedersaksisch in hun reclames. Voorbeelden hiervan zijn MoneyBird[9] en RegioBank[10]

In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 gebruikten veel lokale politieke partijen het Nedersaksisch om bij de inwoners gehoord te worden. De Groningse gemeente Eemsmond riep haar inwoners zelfs met de Groningstalige verkiezingsrap Nait stemmen, nait soezen op om te gaan stemmen.[11]

Op de website van de provincie Overijssel werd ook in 2014 een oproep geplaatst om het Nedersaksisch in het onderwijs te introduceren.[12]

Juridische status

Nederland erkent het Nedersaksisch als taal en zegt er beperkte steun aan toe. Sinds 1998 is het Nedersaksisch als taal erkend onder Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, waarbij deel II van toepassing is verklaard (minder verplichtingen dan onder deel III). In 2018 trad het Convenant Nedersaksisch in werking, waarbij de regionale overheden in het Nedersaksischtalige deel van Nederland zich verplichten tot inspanningen voor behoud en bevordering van het Nedersaksisch. Daarbij kan het ministerie van Binnenlandse Zaken een ondersteunende rol spelen.[13] De Wet op het primair onderwijs van 1998 biedt ruimte voor het onderwijzen van Nedersaksisch.

Enkele karakteristieken

(Noot: deze kenmerken zijn opgeschreven door een moedertaalspreker van het Sallands met Oost-Veluwse en Drentse wortels. Alles wat wordt genoemd is derhalve Nedersaksisch, maar hoeft niet voor alle dialecten te gelden (of zelfs maar een weergave van "zuiver" Sallands te zijn). Het Gronings vormt de grootste uitzondering op veel van deze regels en daarom wordt het vaak bij het Nederduits ingedeeld.

Fonetiek

  • Behoud van de /l/ in -ol(d/t)- clusters waar het Nederlands diftongeert naar ou (old = oud, kold = koud, holt = hout, zie ook plaatsnamen als Holten, Oldenzaal en Steenwijkerwold). In het Veluws wordt echter de /ou/ gebruikt (koud, hout etc.)
  • De in de middeleeuwen ook in het Nederlands nog aanwezige /i/ is nog niet verbreed naar ij (kiekn = kijken)
  • Een -n of -ng aan het eind van een lettergreep wordt genasaliseerd, wat wil zeggen dat de nasale medeklinker zelf niet echt wordt uitgesproken maar min of meer deel uitmaakt van de voorafgaande klanken, zoals dit op grote schaal in de geschiedenis van het Frans is gebeurd. Dit verschijnsel strekt zich ook uit tot gevallen als 'jaagn' (jagen), dat als /ja:əŋ(n)/ wordt uitgesproken
  • Intervocalische z, g, v vallen weg met verlenging van de voorgaande klinker (wezen → /wên/, wagen → /wa:əŋ/, Deventer → /Dêmter/). Merk op dat de verdwenen medeklinker wel invloed uitgeoefend heeft op de medeklinker die volgt: de -n van 'wagen' wordt door de -g- een /ŋ/, de -n- van 'Deventer' wordt door de -v- een /m/.
  • Nederlands 'er' → Nedersaksisch 'ar' (barg = berg, karke = kerk); Nederlands 'ui' → Nedersaksisch 'uu' of 'oe' → (boek = buik, roete = ruit, uut = uit). Het Veluws (vooral het West-Veluws) geldt als uitzondering op deze regel, in plaats van de korte /a/-klank wordt de lange /aa/-klank gebruikt (baarg, kaark)
  • Een -r- aan het eind van een woord of vóór een -t- verliest zijn stem en wordt tot een soort -h-, net als in (Brits) Engels (sport /spoht/, doar /do:əh/)

Grammatica

Naamwoorden

  • Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden, vooral die met een eenlettergrepige stam, behouden in het enkelvoud een uitgang op -e (karke [v] vs. barg [m]). In het Veluws is dit niet het geval (kaark en baarg) in sommige dialecten zegt men echter wel 'schoele' of 'grege'.
  • Zelfstandige naamwoorden met een o, oo of oe in de stam krijgen een umlaut in het verkleinwoord (hoed → huudtien of heudjen, hond → höndtien of hundjen, boek → buukien of beukske, bok → bökkien)
  • Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden krijgen een umlaut (holt → höltn = hout, houten)

Voornaamwoorden

  • Objectsvorm van het persoonlijk voornaamwoord wordt veelal gebruikt in plaats van 'zich' (hee wast 'm = hij wast zich)
  • Net als in het Oudsaksisch en Oudengels wordt in sommige streken 'hee' voor zowel 'hij' als 'zij' (ev.) gebruikt. Dit kan soms tot verwarring leiden: wie wast wie in 'hee wast 'm'? Hij zich? Hij hem? Zij zich? Hij haar? Of zij hem?

Werkwoorden

  • De onvoltooid tegenwoordige tijd van het regelmatige werkwoord gaat in de zuidelijke Nedersaksische dialecten uit op -t in alle personen behalve de eerste enkelvoud: ik warke, ie warkt, hee warkt; wy warkt, ule warkt, zy warkt (ik werk etc.).

In sommige dialecten is het ik wark, ie warken, hee warkt etc., hoorbaar in liedjes van Skik en Daniël Lohues. In de noordelijke dialecten is dit in de als eerste genoemde gevallen altijd -n. In het Gronings is het ik waark, doe waarkst, hai waarkt, wie waarken, joe waarken, sai waarken. Deze isoglosse heet Eenheids-pluralislijn of Rijn-IJssellinie.

  • De infinitief kent altijd de uitgang -n (kykn = kijken), die onder invloed van de laatste medeklinker van de stam van het werkwoord kan worden uitgesproken als /m/ na een labiaal (loopn) of /ng/ na een gutturaal (jaegn)
  • De derde persoon enkelvoud o.t.t. van een sterk werkwoord krijgt geen -t uitgang, maar wordt gevormd door de stamklinker te verkorten (kiekn → hee kik = hij kijkt)

Varianten van het Nedersaksisch

Over de indeling van het Nedersaksisch bestaat geen eenstemmigheid. Bovendien lopen veel dialectgebieden over de grens door; het Gronings vormt met het Oostfries één dialectgebied, het Twents en het Achterhoeks sluiten aan bij het Westfaals. Dit geldt ook voor provinciegrenzen; het Veenkoloniaals wordt gesproken in de Groninger Veenkoloniën, maar ook in het noordelijke deel van de Drentse Veenkoloniën. Dit zijn dan de Drentse Monden. Dit wordt verklaard door de migratie van veenarbeiders vanuit Groningen. Van Barger-Compascuum en Zwartemeer tot en met Veenoord spreekt men varianten van het Zuid-Drents, veelal met invloeden vanuit Emsland. Interessant is ook het verschil tussen plaatsen waar men verwantschap zou verwachten door de naam; Weerdinge (Drents) en Nieuw-Weerdinge (Veenkoloniaals) of Schoonebeek (protestant-christelijk en Drents) en Nieuw-Schoonebeek (rooms-katholiek en Drents met veel Emslandse invloeden). Die invloeden zijn een gevolg van de immigratie van rooms-katholieke Emslanders in de 19de eeuw.

Nederland

Dialectkaart van Jo Daan

De onderstaande indeling is gebaseerd op de dialectkaart van Jo Daan[14]

Toelichting

De indeling van Jo Daan wordt het meest gehanteerd door de Nedersaksische streektaalorganisaties. De indeling die door de meeste mensen gebruikt wordt, verschilt hier wel wat van. Zo wordt het Westerkwartiers tot het Gronings gerekend, het Twents-Graafschaps tot het Twents en de Gelders-Overijsselse dialecten worden als aparte dialecten beschouwd. Het Noord-, Midden- en Zuid-Drents worden vaak gezien als dialecten van het Drents.

Indeling

Het Nedersaksische taalgebied in Nederland

Duitsland

Het Nedersaksische gebied is ongeveer het oude Saksische woongebied voor de tijd van voor de oostkolonisatie, dat wil dus zeggen tot aan oostelijk Holstein en de Elbe. Van daaruit verder naar het oosten is het Oost-Nederduitse gebied is ontstaan, namelijk door de zogenaamde 'oostkolonisatie' in de Middeleeuwen. Er is bij het ontstaan van die dialecten in en na de 12de eeuw weinig taalgoed van de oorspronkelijke Slavische bevolking meegenomen, met uitzondering van vele topografische namen. Tussen het Nedersaksisch en de oostelijke (Oost-Nederduitse) dialecten is overigens geen principiële grens te trekken. Doordat er ook kolonisten uit streken ten westen van het Nedersaksisch gebied betrokken waren, zoals Vlamingen, Hollanders en Friezen, zijn er in sommige Oost-Nederduitse dialecten wel in engere zin 'Nederlandse' invloeden te bespeuren.[15]

Het belangrijkste verschil tussen het Nedersaksisch en het Oost-Nederduits zijn te vinden in de uitgangen van werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd (praesens). Het Nedersaksisch heeft over het algemeen een uitgang op -et, het Oost-Nederduits op -en. Bijvoorbeeld: wi, ji, se hebb(e)t in het Nedersaksisch, wi, ji, se hebben in het Oost-Nederduits.[15]

Invloed op de Scandinavische talen

Onder invloed van de handel binnen het Hanzeverbond was er vanuit het Nedersaksisch en het aanverwante Nederduitse Mecklenburgs en Pommers een grote invloed op de Scandinavische talen. Zo bestonden er in de Middeleeuwen bijvoorbeeld ruim vijftienhonderd leenwoorden in het Deens die voor het overgrote deel uit het Middelnederduits en dus vaak ook uit het toenmalige Nedersaksisch afkomstig waren. Deze invloed kwam op vanaf de 11e eeuw en was het sterkst in de 13e, 14e en de eerste helft van de 15e eeuw. Daarna nam de invloed af omdat de macht van de Hanze afnam en het Middelnederduits dientengevolge steeds meer verdrongen werd door het Hoogduits dat in die jaren de officiële taal van bestuur, onderwijs en kerk in het noorden van het Duitse Rijk werd.[16]

De invloed ervan is nog steeds merkbaar. Scandinavist Didrik Arup Seip noemt hiervoor als voorbeeld dat een conversatie tussen twee Noren al binnen enkele minuten een leenwoord uit het Nederduits bevat (zonder dat de sprekers het zelf beseffen).[16]

Taalvoorbeelden

Gebed: Onzevader

Platt, Nedersaksen/Sleeswijk-Holstein, Duitsland:

Unse Vader in' Himmel!
Laat hilligt warrn dienen Namen.
Laat kamen dien Riek.
Laat warrn dienen Willen so as in'n Himmel,
so ok op de Eerd.
Uns' dääglich Brood giff uns vundaag.
Un vergiff uns unse Schuld,
as wi di vergeben hebbt,
de an uns schüllig sünd.
Un laat uns nich versöcht warrn.
Mak uns frie vun dat Böse.
Aam

Hardenberg, Overijssel/Salland, Nederland:

Oons Va in d'hemel,
Oen name wörd eheiligd;
Oen Keuninkriek kump;
Oen wille wörd edoane,
zo as in d'hemel, zo ok op d'eerde.
Geef oons vandage 't neudige stoete;
en vergeef oons oonze zunden,
net asse wi-j vergeeft,
’n aander oons an-edoane hef.;
loat oons nie in verleiding kommen,
mar verlös oons van't kwoade.
Want van OE is 't Keuninkriek
de kracht en de heerlikheid
noe en in alle dagen.
Aam'n.

Winterswijk, Achterhoek/Gelderland, Nederland:

Unzen Vader in de hemelen,
laot dienen name eheiligd worden;
laot dien könninkriek kommen;
laot dienen wille gebeuren
op de earde zo as in den hemel.
Gef uns no uns dageliks brood
en vergef uns unze scholden
zo as ok wi'j vergaevet
wel bi'j uns in de schold steet;
en breng uns neet in verzeuking,
maor maak uns vri'j van 't kwaod.
Want van Di'j is 't könninkriek
en de krach en de glorie
no en alle dage.
Amen.

(NB bovenstaande versies gelden niet voor het gehele genoemde gebied, regionale variaties zijn eerder regel dan uitzondering)

Lied: Ain boer wol noar zien noaber tou

(lied; elke twee regels worden 1 keer herhaald - Gronings)

Ain boer wol noar zien noaber tou
Hai, boer, hai!
Zien wief dai wol met hom goan
Dom, dom, dom, dai!

Nee, wief, doe most toeze bliev'n
Hai, boer, hai!
Most spinn'n en naai'n van
Dom, dom, dom, dai!

Dou boer weer in hoeze kwam
Hai, boer, hai!
Zee'e: Wief, wat hestoe wel doan
Dom, dom, dom, dai!

Moar 't wief kreeg tou bèrre stok
Hai, boer, hai!
En sloug hom dou op zien kop
Dom, dom, dom, dai!

En boer gong noar zien noaber kloag'n
Hai, boer, hai!
Mien wief het mie op kop sloag'n
Dom, dom, dom, dai!

En noaber zee: Net ziezo,
Hai, boer, hai!
Mien wief dai dut krek ziezo
Dom, dom, dom, dai!
Zie de Nedersaksische uitgave van Wikipedia.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.