Nederduits

Nederduits is de verzamelnaam voor een aantal in het noorden van Duitsland en het noorden en oosten van Nederland gesproken West-Germaanse dialecten die niet hebben deelgenomen aan de Hoogduitse klankverschuiving. Tot het Nederduits worden onder meer volgende (deel)dialecten gerekend: het Noord-Nedersaksisch (inclusief het Oost-Fries en Sleeswijk-Holsteins), het Westfaals, het Oostfaals en het Oost-Nederduits zoals het Mecklenburgs-Voorpommers en voor 1945 behoorden ook het Achter of Oost-Pommers en de diverse varianten van het 'Platt' in West-Pruisen en Oostpruisen daartoe. Die laatste drie dialecten verdwenen met de bevolking van deze provincies.

Oorspronkelijk was de term "Nederduits" ook de naam van de dialecten in het Nederlandstalige gebied van vandaag, maar tegenwoordig weinig of niet meer. De aanduiding 'Nederduits' (Engels: Low German) wordt weinig of niet gebruikt. In de dialecten zelf wordt het Nederduits Plattdüütsch of eenvoudigweg Platt genoemd. In het Hoogduits zegt men 'Plattdeutsch'

Nederduits/Nederfrankisch

De benaming Nederfrankisch wordt gebruikt voor een aantal ten zuidwesten van het Nederduitse taalgebied gesproken taalvariëteiten die in het algemeen als Nederlands of daarmee zeer verwant worden beschouwd. Door sommige (met name vroegere) Duitse taalkundigen worden de Nederfrankische taalvariëteiten ook "Nederduits" genoemd. Deze visie geldt als verouderd, onder meer omdat zij voorbijgaat aan het feit dat het Standaardnederlands voor de meeste Nederfrankische dialecten de cultuurtaal en daktaal is. (Zie hieronder bij Het begrip Nederduits.)

Geografische spreiding

Huidige verspreidingsgebied van de typologisch Nederlandse (in roodachtige tinten) en de Nederduitse dialecten (geel- en bruinachtig)

De verzamelnaam Nederduits verwijst naar een tweetal dialectgroepen, die ruwweg met westelijk en oostelijk aan te duiden zijn:

Als gemeenschappelijke voorlopers zijn het Oudfrankisch en het Oudsaksisch geattesteerd. Een aanzienlijk taalcorpus van Oudsaksisch is overgeleverd in de 9e-eeuwse Heliand. Van het Oudfrankisch zijn slechts kleinere tekstfragmenten bewaard gebleven.

Verwarring leverde de aanduiding Nederduits op als de benaming die vóór de 19de eeuw vrijwel identiek was met Nederlands en Vlaams en lang in plaats van Nederlands gebruikt werd. In de 19e eeuw is deze term voor de in Nederland en Vlaanderen gesproken variëteiten in onbruik geraakt.

Het begrip daktaal

De Nederfrankische dialecten worden door sommigen tegenwoordig niet meer tot het Nederduits gerekend, omdat de moderne taalwetenschap een andere voorstelling heeft van de indeling van de Germaanse talen. Bijgevolg behoren de Nederfrankische dialecten die in Duitsland aan de Nederrijn worden gesproken typologisch gezien tot de Nederlandse dialecten. Deze taalkundige indeling wordt echter doorkruist door de staatkundige en daarmee in belangrijke mate ook de socio-culturele realiteit. Daarom houden veel taalwetenschappers nu rekening met de standaardtaal door welke een dialect wordt overkoepeld. Als deze evenzeer een verwante taal ofwel daktaal is, kunnen op grond van dit aanvullend criterium de Nederfrankische dialecten die in Duitsland aan de Nederrijn worden gesproken toch tot de Duitse dialecten worden gerekend, zij het niet tot het Nederduits. Op overeenkomstige wijze worden de in Nederland gesproken Nedersaksische dialecten ook tot de Nederlandse dialecten gerekend, ofschoon ze typologisch gezien tot de Nederduitse dialecten behoren. Het is zo duidelijk dat bij dergelijke verwante talen typologie en taalsociologie tot verschillende uitkomsten kunnen leiden. De typologie boort diepere lagen aan dan de alledaagse realiteit.

Diets en Nederduits

De begrippen Diets en Duits gaan terug op het Middelnederlandse dietsc naast duutsc ‘Nederlands, (Neder-)Duits’, streeksynoniemen, afleiding van diet ‘volk, lieden’ (vgl. Oudsaksisch þiudisk, Oudengels þēodisc), en deze naam werd al door de Franken gebruikt als aanduiding van de Germaanse volkstaal (in 786 gelatiniseerd in de term theodiscus) in tegenstelling tot het Latijn van de kerk en tot de Romaanse dialecten die daaruit ontstaan waren. De laatste werden tezelfdertijd aangeduid als wahlisc waaruit de term 'Waals' voortkwam. Het onderscheid Nederlands en (Neder-)Duits werd in vroeger eeuwen nog niet zo scherp gemaakt. Vóór de 19de eeuw was Nederduits synomiem met Nederlands. De geschreven en standaardtaal in Nederlands en Vlaanderen werd meestal Nederduits genoemd. Als voorbeeld: in 1793 kwam een groot Nederlands-Frans woordenboek uit onder de titel Dictionaire Francois-Hollandois / Woordenboek Nederduytsch-Fransch. De Nederlandse Hervormde Kerk heette tot 1816 nog officieel Nederduitsche Gereformeerde Kerk en in Zuid-Afrika en Namibië bestaat nog steeds een kerk met die naam. Het begrip Nederduits is sinds het midden van de 19de eeuw niet meer in die oude betekenis in gebruik, maar heeft vrijwel uitsluitend betrekking gekregen op de regionale talen in het noordoosten van Nederland en het noorden van Duitsland. Zie ook: Nederlands (naam).

Nog meer dan op die van het Hoogduits lijkt de woordenschat van het Nederduits, althans voor traditionele begrippen, op die van het Nederlands. Nederlandstaligen kunnen met relatief weinig moeite Nederduits verstaan en hetzelfde geldt wat betreft het Nederlands ook voor veel Duitstaligen. Dat is voor de hand liggend wanneer de taal van hun regio Nedersaksisch resp. Nederduits is. In de tijd van een dominant nationalisme gaf dit bepaalde kringen in Duitsland een argument om het Nederlands te beschouwen als een 'Duits dialect'.

Het begrip Nederduits

Het begrip Nederduits werd als eerste beschreven door taalkundigen. Deze ontdekten dat dialecten in het noorden van het hedendaagse Duitsland verschilden van die in het zuiden. Later ontdekten zij ook overeenkomsten met het Nederlands en met Nedersaksische dialecten in Noord-Duitsland. Het Nederlands werd vervolgens ingedeeld bij het Nederduits, dat toen als de voorouder van het Nedersaksisch en het Nederlands werd gezien. Heden is het taalkundige beeld erg veranderd. Er wordt nu aangenomen dat Nederlands en Nederduits geen gemeenschappelijke voorouder hebben gehad, behalve het Oergermaans. Nederduits betekent nu vooral hetzelfde als Noord-Duits.

De begrippen Nederduits en Platduits als benaming voor hedendaagse variëteiten kennen dus nogal uiteenlopende betekenissen:

  1. Noemer voor alle West-Germaanse variëteiten die niet hebben deelgenomen aan de Hoogduitse klankverschuiving en ook niet behoren tot het Nederfrankisch of Anglo-Fries. Dit is het thans gangbare gebruik.
  2. Als bredere noemer voor de hele nauw verwante continentaal West-Germaanse taalfamilie waarbinnen de Hoogduitse klankverschuiving niet heeft gewerkt, en die ook niet behoort tot het Anglo-fries. Deze opvatting sluit alle Nederfrankische variëteiten in, en dus ook het Nederlands.
  3. De term "Platt" in de omgangstaal heeft betrekking zowel op het Nederduits als op alle andere non-standaard variëteiten van het Duits. Deze term is taalkundig dan ook niet correct.

Bovendien zorgt de staatsgrens tussen Nederland en Duitsland met betrekking tot het dialectcontinuüm voor terminologische verwarring. De Belgische taalwetenschapper Jan Goossens telde zo'n tien verschillende betekenissen.[1] De verschillen hebben vooral betrekking op de oost-westdimensie van het taalgebied.

  • Volgens sommige taalwetenschappers slaat het begrip Nederduits uitsluitend op de talen of dialecten van Noord-Duitsland, vandaar dat Nedersaksisch als alternatief wordt gebruikt.
  • Volgens anderen slaat het op het noordoosten van Nederland en op het noorden van Duitsland.
  • Weer anderen noemen zo de talen en dialecten van het noorden van Duitsland en van het volledige Nederlandse taalgebied (Nederduits in ruimere betekenis).[1]

Ook voor de zuidelijke grens van het Nederduits bestaan er verschillende definities: De verschillende taalwetenschappers noemen de Uerdinger linie, de Benrather linie, de Eifel-linie of een linie die verder in het Zuiden verloopt (Hunsrück-linie of Spierse linie / Mainlinie).[1]

Sommige van de betekenissen die Goossens noemt zijn echter verouderd en worden in de moderne taalwetenschappelijke literatuur nauwelijks nog gebruikt. Daarbij horen de definities van het begrip Nederduits die de Nederfrankische dialecten insluiten[2].

Zie de Nederduitse uitgave van Wikipedia.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.