Oudsaksisch

Het Oudsaksisch, ook wel bekend als Oudnederduits, vormt samen met het Oudfries, het Oudengels, het Oudhoogduits en het Oudnederlands de West-Germaanse groep binnen de Oudgermaanse taalfamilie. De eerste bronnen van het Oudsaksisch dateren uit de achtste eeuw.

Verspreiding

Het gebied waar in de laatste eeuwen van het eerste millennium Oudsaksisch gesproken werd valt grofweg samen met het huidige Noord-Duitsland, met name de deelstaten Nedersaksen, Westfalen, en Saksen-Anhalt en de Nederlandse provincies Drenthe, Groningen, Overijssel en Gelderland. In het zuiden liep de grens tussen het Oudsaksisch en het Oudhoogduits ongeveer van Merseburg over Göttingen tot het Sauerland en het Ruhrgebied. In het westen markeerde de Zuiderzee de grens, tot aan het Gooi. In het zuidwesten grensde het aan de Nederfrankische Rijn. In het noorden lag de spraakgrens tussen het Oudfries en het Oudsaksisch op de lijn GroningenBremerhaven. In het oosten werd het Oudsaksisch begrensd door het Oudslavisch en in het noorden door het Oudnoords.

Door de latere expansie naar het Noorden en Oosten (in exclaves reeds tot de Odermonding bij Stettin aan het eind van de 10e eeuw), en de opbloeiende handel van de Hanze ontwikkelde het Oudsaksisch zich (als Nederduits) tot schrift- en verkeerstaal.

Klankleer

Sinds de ontwikkeling uit de Oergermaanse oorsprong is de klankleer van het Oudsaksisch tamelijk conservatief gebleven:

  • Een belangrijke en invloedrijke taalverandering was de zogenaamde i-mutatie (of umlaut): onder invloed van een voor in de mond uitgesproken klinker werd de klinker in de voorafgaande lettergreep ook “verplaatst” naar voor in de mond (zogenaamde palatalisatie). Voorbeelden zijn Oudsaksisch hellia (Gotisch “halja” en Nederlands “hel”) en Oudsaksisch kennia (Gotisch “kannjan” en Nederlands “kennen”).
  • Een verdere belangrijke ontwikkeling is de “splitsing” van de Oudgermaanse korte u in o en u. Werd een oorspronkelijke u gevolgd door een o, een a of een e in de volgende lettergreep dan wordt de u tot o. Voorbeelden zijn de zo ontstane afwijkende reeksen in bijvoorbeeld de verbuiging van het werkwoord biodan (Nederlands “bieden”):
ic biuda (ik bied) – wî budun (“wij boden”) - gibodan (“geboden”),

of het werkwoord tiohan (“tijgen”):

ic tiuhu (“ik tijg”) - wî tuhun (“wij togen”) - gitogan (“getogen”)
  • Wat betreft de lange klinkers is er één significante wijziging: de Oudgermaanse ê (bijvoorbeeld in Gotisch slêpan (Nederlands “slapen”)) werd in het Oudsaksisch een lange â: Oudsaksisch slâpan.
  • Het Oudsaksisch had een afwijkende behandeling van de Oudgermaanse tweeklanken ai en au. Waar de meeste dialecten deze tweeklank min of meer behielden, werden ze in het Oudsaksisch lange eenklanken: zo werd Oudgermaans *stain- (“steen”) Oudsaksisch stên en werd Oudgermaans *auga- (“oog”) ôga.
  • een ontwikkeling die het Oudsaksisch deelt met het Oudfries, het Oudengels en het Oudnederfrankisch is de verlenging van een korte klinker voor een neusklank met gelijktijdige verlenging van de vorige klinker. Een bekend voorbeeld is Oudengels, Oudfries en Oudsaksisch fîf (“vijf”); vergelijk daarbij Oudhoogduits finf (“vijf”)
  • Ook bij de behandeling van de Oudgermaanse consonanten toont het Oudsaksisch zich – anders dan het Oudhoogduits – als een conservatieve taal.

Vormleer

Het Oudsaksisch kent nog een uitgebreid systeem van vervoeging van de zelfstandige naamwoorden. Alle declinaties bekend uit de andere Oudgermaanse dialecten zijn nog voorhanden. Van de zogenaamde a-declinatie kan dag (Nederlands 'dag') als voorbeeld gegeven worden:

Enkelvoud Meervoud
Nominativus dag dagos (-as)
Genitivus dages of dagas dago
Dativus dage (-a) dagun (-on)
Accusativus dag dagos, (-as)
Instrumentalis dagu, (-o)

Ook de ô-declinatie is nog tamelijk onderscheiden al beginnen naamvallen meer en meer qua vorm te "versmelten" - zoals nominativus en accusativus enkelvoud, en nominativus enkelvoud en dativus enkelvoud. Als voorbeeld wordt hier de verbuiging van geba (Nederlands "gave") gegeven:

Enkelvoud Meervoud
Nominativus geba, (-e) geba
Genitivus geba gebono
Dativus gebu, (-o, -a) gebun, (-on)
Accusativus geba, (-e) geba

De specifieke kenmerken van de i-declinatie die voor zulke belangrijke wijzigingen zou zorgen in verschillende Oudgermaanse dialecten, is in het Oudsaksisch nadrukkelijk aanwezig. Neem bijvoorbeeld de verbuiging van de vrouwelijke zelfstandige naamwoorden dâd (Nederlands 'daad') en werold (Nederlands 'wereld') en het mannelijke zelfstandige naamwoord gast (Nederlands 'gast') alle drie met een lange lettergreep:

Enkelvoud Meervoud
Nominativus dâd dâdi
Genitivus dâdi;weroldes dâdio, (-eo)
Dativus dâdi;werolde dâdium, (-ion, -eon)
Accusativus dâd dâdi
Enkelvoud Meervoud
Nominativus gast gesti
Genitivus gastes, (-as) gestio, (-eo)
Dativus gaste, (-a) gestiun, (-ion, -eon)
Accusativus gast gesti
Instrumentalis kraftu

* (Noot: de instrumentalis van gast is niet overgeleverd; die van kraft (Nederlands 'kracht' wel)

Bij de verbuiging van de zelfstandige naamwoorden van de i-declinatie met een korte lettergreep is het Oudsaksisch nog iets conservatiever dan bijvoorbeeld het Oudhoogduits. Als voorbeeld volgt hier hugi (Nederlands 'geest').

Enkelvoud Meervoud
Nominativus hugi hugi, (-ios)
Genitivus huges hugio, (-eo)
Dativus hugi, (-ie, -ea) hugiun, (-ion, -eon)
Accusativus hugi hugi, (-ios)
Instrumentalis hugi, (-hugiu)

Bij de consonantische declinatie is opvallend dat hier de verschillende verbuigingen qua vorm zich naar elkaar toe bewegen. Dit wordt goed geïllustreerd door het mannelijke zelfstandige naamwoord hano (Nederlands 'haan'):

Enkelvoud Meervoud
Nominativus hano, (-a) hanon, (-un)
Genitivus hanon, (-an, -en) hanono
Dativus hanon, (-an, -en) hanun, (-un
Accusativus hanon, (-an) hanon, (-un)

Ook bij de vrouwelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden van de consonantische declinatie kan het verschijnsel van het samenvallen der naamvallen worden waargenomen.

Ook bij de bijvoeglijke naamwoorden toont het Oudsaksisch het beeld van in elkaar schuivende naamvallen. Toch heeft het Oudsaksisch nog wel het onderscheid behouden tussen de sterke en zwakke bijvoeglijke naamwoorden.

Het is opvallend dat het Oudsaksisch wat persoonlijke voornaamwoorden betreft bijvoorbeeld ten opzichte van het Oudhoogduits tamelijk conservatief is gebleven. Zo heeft het Oudsaksisch een nog bijna volledig bewaarde tweevoud (of dualis).

De verbuiging ging als volgt:

Enkelvoud
Eerste persoon
Nominatief (ik)ic
Genitief (mijn)mîn
Datief (mij)
Accusatief (mij)mî (mic)
Tweede persoon
Nominatief (jij, u)thû
Genitief (jouw, uw)thîn
Datief (jou, u)thî
Accusatief (jou, u)thî (thik)
Tweevoud
Eerste persoon
Nominatief (wij tweeën)wit
Genitief (van ons tweeën)unkaro
Datief (voor ons tweeën)unk
Accusatief (ons tweeën)unk
Meervoud
Eerste persoon
Nominatief (wij)wî (wê)
Genitief (ons)ûser
Datief (voor ons)ûs
Accusatief (ons)ûs
Tweede persoon
Nominatief (jullie, u)gi (gê)
Genitief (jullie, uw)iuwar
Datief (voor jullie, u)iu (eu)
Accusatief (jullie, u))iu (eu)

De vormen van de derde persoon zagen er zo uit:

Enkelvoud
Mannelijk
Eerste persoon
Nominatief (hij)hê (hie)
Genitief (zijn)is
Datief (voor hem)im (imu, imo)
Accusatief (hem)ina
Onzijdig
Eerste persoon
Nominatief (het)it
Genitief (zijn)is
Datief (het)im (imu, imo)
Accusatief (het)it
Vrouwelijk
Nominatief (zij)siu
Genitief (haar)iro (iru, ira)
iru (iro)
Accusatief (haar)sia (sea, sie)
Meervoud
Mannelijk
Eerste persoon
Nominatief (zij)sia (sea, sie)
Genitief (hun)iro
Datief (hun)im
Accusatief (hen)sia (sea, sie)
Onzijdig
Eerste persoon
Nominatief (zij)siu
Genitief (hun)iro
Datief (hun)im
Accusatief (hen)siu
Vrouwelijk
Nominatief (zij)sia (sea, sie)
Genitief (hun)iro
Datief (hun)im
Accusatief (hen)sia (sea, sie)

Zoals te verwachten is, is het Oudsaksische systeem van werkwoordenverbuiging ook vereenvoudigd ten opzichte van het Oudgermaans. Om een indruk te geven van de Oudsaksische werkwoorden volgen hier de verbuigingen van de werkwoorden helpan ('helpen'), sôkian ('zoeken') en makon ('maken'):

Tegenwoordige tijd
Aanwijzende vorm
Enkelvoud
Eerste persoonhilpu (-o)sôkiumakon
Tweede persoonhilpissôkismakos
Derde persoonhilpid (-it, id)sôkidmakod (-ot, od)
Meervoud
Eerste persoonhelpad (-at, -að)sôkiadmakiod, (-oiat, -oð)
Tweede persoonhelpad (-at, -að)sôkiadmakiod, (-oiat, -oð)
Derde persoonhelpad (-at, -að)sôkiadmakiod, (-oiat, -oð)
Aanvoegende wijs
Enkelvoud
Eerste persoonhelpe (-a)sôkie (-ea)mako (-oie)
Tweede persoonhelpes (-as)sôkies (-eas)makos
Derde persoonhelpe (-a)sôkie (-ea)mako (-oie)
Meervoud
Eerste persoonhelpan (-en)sôkean (-ian, -ien)makion, (-oian)
Tweede persoonhelpan (-en)sôkean (-ian, -ien)makion, (-oian)
Derde persoonhelpan (-en)sôkean (-ian, -ien)makion, (-oian)
Gebiedende wijs
Enkelvoud
Tweede persoonhilpsôkimako
Meervoud
Tweede persoonhelpad (-at, -ad)sôkiad (-eat, iad)makod (-ot, -od)
Verleden tijd
Aantonende wijs
Enkelvoud
Eerste persoonhalpsôhtamakoda
Tweede persoonhulpisôhtes (-os, -as)makodes (-os, -as)
Derde persoonhalpsôhtamakoda
Meervoud
Eerste persoonhulpun (-on)sôhtun (-on)makodun (-on)
Tweede persoonhulpun (-on)sôhtun (-on)makodun (-on)
Derde persoonhulpun (-on)sôhtun (-on)makodun (-on)
Aanvoegende wijs
Enkelvoud
Eerste persoonhulpisôhtimakodi
Tweede persoonhulpissôhtismakodis
Derde persoonhulpisôhtimakodi
Meervoud
Eerste persoonhulpinsôhtinmakodin
Tweede persoonhulpinsôhtinmakodin
Derde persoonhulpinsôhtinmakodin
Voltooid deelwoord
giholpan (en)gisôkid (-it)gimakod

De ontwikkeling van de Oudgermaanse sterke werkwoorden, die gekenmerkt worden door het verschijnsel ablaut, is in het Oudsaksisch als volgt:

Ablautklassen
Klasse 1grijpenik grijpik greepwij grepengegrepen
î - ai - i - igrîpanic grîpuic grêpwi gripungigripan
Klasse 2biedenik biedik boodwij bodengeboden
eu - au - u - ubiodanic biuduic bôdwi budungibodan
Klasse 3bindenik bindik bondwij bondengebonden
i - a - u - ubindanic binduic bandwi bundungibundan
helpenik helpik hielpwij hielpengeholpen
helpanic hilpuic halpwi hulpungiholpan
Klasse 4stelenik steelik stalwij stalengestolen
e - a - æ - ustelanic stiluic stalwi stâlungistolan
Klasse 5gevenik geefik gafwij gavengegeven
e - a - æ - egebanic gibuic gafwi gâbungigeban
Klasse 6slaanik slaik sloegwij sloegengeslagen
a - ô - ô - aslahanic slahuic slôgwi slôgungislagan
Klasse 7(a)houdenik houdik hieldwij hieldengehouden
haldanic halduic hêldwi heldungihaldan
Klasse 7(b)lopenik loopik liepwij liepengelopen
hlôpanic hlôpuic hliopwi hliopungihlôpan

Over de zwakke werkwoorden valt verder nog te zeggen dat van de oorspronkelijk vier klassen van zwakke werkwoorden er in het Oudsaksisch twee overgebleven zijn.

In het algemeen kan gesteld worden dat de Oudsaksische vormleer vrij eenduidig is gebleven. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Oudengels en het Oudhoogduits. Dit komt waarschijnlijk door de relatief gesloten geografische en politieke eenhoud van de Saksen en de demografische stabiliteit.

Overgeleverde teksten

Onzevader in het Oudsaksisch

De volgende poëtische versie van het Onzevader komt uit de Heliand

Fadar ûsa firiho barno,(Onze vader, de zonen van de mensen,)
thu bist an them hôhon himila rîkea, (U bent in het hoge hemelse rijk,)
geuuîhid sî thîn namo uuordo gehuuilico. (Geheiligd zij uw naam in elk woord.)
Cuma thîn craftag rîki. (Moge uw machtige koninkrijk komen.)
Uuerða thîn uuilleo obar thesa uuerold alla, (Moge uw wil geschieden op deze hele wereld,)
sô sama an erðo, sô thar uppa ist (Op de aarde, hetzelfde als daar boven)
an them hôhon himilo rîkea.' (In het hoge hemelse rijk.)
Gef ûs dago gehuuilikes râd, drohtin the gôdo, (Geef ons steun, elke dag, goede heer,)
thîna hêlaga helpa, endi alât ûs, hebenes uuard, (Uw heilige steun, en vergeef ons, heerser van de hemel,)
managoro mênsculdio, al sô uue ôðrum mannum dôan. (Onze vele zonden, zoals wij dat ook bij andere mensen doen. )
Ne lât ûs farlêdean lêða uuihti (Laat ons niet verleid worden door duivelse schepsels)
sô forð an iro uuilleon, sô uui uuirðige sind, (Om hun wil uit te voeren, zoals wij verdienen,)
ac help ûs uuiðar allun ubilon dâdiun. (Maar help ons te vechten tegen alle duivelse daden)

n.b.: de letter ð wordt uitgesproken als th zoals in het Engelse them.

Bronnen

  • Ebbinghaus, A., Abriss der Althochdeutschen Grammatik mit Berücksichtigung des Altsächsischen von Wilhelm Braune (Tübingen, 1970)
Zie de Wikipedia-test in het Oudsaksisch op de Wikimedia Incubator.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.