Veenkoloniaals

Veenkoloniaals is een Gronings dialect dat gesproken wordt in de Gronings-Drentse veenkoloniën. Het gebied waar Veenkoloniaals wordt gesproken loopt globaal vanaf de stad langs het Winschoterdiep richting Hoogezand-Sappemeer, Zuidbroek, Muntendam, Veendam, Wildervank, via Stadskanaal naar Ter Apel en van Ter Apel langs de Drentse Monden aan de westzijde weer naar de stad. Dit is het kerngebied van het Veenkoloniaals.

Het Veenkoloniaals in kaart gebracht
Blauw vlak beslaat (globaal) het Veenkoloniaals

Ontstaan

Het Veenkoloniaals is in de zeventiende eeuw ontstaan in veenontginingsplaatsen als (Oude) Pekela, Sappemeer en Veendam / Wildervank (de zogenoemde Oude Veenkoloniën). Het gold als een echt pioniersgebied en was daarmee nog aan geen traditie gebonden. Dit had ook z'n weerslag op het dialect van de Veenkoloniën. De basis komt uit het naburige Oldambt: een flink deel van de kolonisten was uit dit gebied afkomstig. Het verschil met het Oldambtsters is echter het veelvuldig gebruik van uu-klank in plaats van een oe-klank zoals in het Oldambt (dat wil zeggen huus in plaats van hoes) en verkleinwoorden op -ie in plaats van -ke (koppie in plaats van kopke).

Hollandse expansie

Volgens de taalkundige G.G. Kloeke is de uu-klank een gevolg van de Hollandse expansie. De verveningen waren een reactie op de groeiende vraag naar turf in de groeiende Hollandse steden in de Gouden Eeuw. De Veenkoloniën werden via waterwegen optimaal ontsloten, de Hollandse afzetmarkten waren goed bereikbaar. Veel schippers en verveners kwamen uit gebieden waar de uu- klank al werd gebruikt, zoals (Zuid en West) Friesland of de kop van Overijssel. De Veenkoloniën, een voor die tijd zeer modern en dynamisch gebied, waren hierdoor ontvankelijk voor de 'Hollandse uu.' Kloeke heeft voor het eerst een indeling gemaakt van dialecten op basis van het onderscheid tussen uu/oe en mengvormen daarvan.[1] Het valt daarbij op dat men in de Veenkoloniën wel de uu klank in 'formele' woorden als 'huis' en 'gebruiken' (huus en bruken) gebruikt, maar voor informele, meer in privésfeer gebruikte woorden als 'muis' en 'tuin' (moes en toene), wel voor de -oe klank kiest.

Veenkoloniale expansie

Genealogieën tonen aan dat vele families de naar het Zuidoosten voortzettende veenontginningen volgden en hun cultuur c.q. dialect daarbij meenamen. Dit geldt voor de latere veenontginningen in en rondom Stadskanaal (het Knoalsters), in Drenthe ook wel 'Mondkers' (naar de Drenthse Monden) genoemd. Het Veenkoloniaals houdt daarmee halt in een van de laatste Veenkoloniën die op het Stadskanaal was georiënteerd namelijk Emmer-Compascuum.

Het Veenkoloniaals is de laatste decennia als dialect sterk expansief. Het slokt zowel het Stadsgronings, het Westerwolds (omgeving Vlagtwedde/Onstwedde en ook het Oldambsters (bijvoorbeeld in Noordbroek en Meeden) meer en meer op. De oorzaak zit hem waarschijnlijk in het gegeven dat het Veenkoloniaals dichter bij het algemeen Nederlands ligt.

Veenkoloniale auteurs

Een voorbeeld van het Veenkoloniaals is de zogenoemden ' Knoalster Lorelei' geschreven door Geert Teis, pseudoniem van Gerhard Willem Spitzen. Het lied beschrijft een gebeurtenis die zich afspeelt bij een brug over een veenkoloniaal kanaal.

Geert Teis (1864-1945) was een van de eerste veenkoloniale schrijvers en geniet vooral bekendheid als de auteur van het Gronings volkslied. Andere veenkoloniale schrijvers zijn de journalist-columnist Simon van Wattum (1930-1995), Kees Visscher (1930-2007) en Gre van de Veen (1936-) wier werk in 2004 bekroond werd met de Zilveren Anjer.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.