Nederfrankisch
Nederfrankisch is de verzamelnaam voor een aantal West-Germaanse talen en taalvariëteiten, waar onder meer het Zeeuws, Hollands, Vlaams, Brabants, Limburgs en het op deze variëteiten gebaseerde Standaardnederlands onder vallen. Nederfrankische talen en dialecten worden vooral gesproken in het zuiden en westen van Nederland, in Vlaanderen en in het westen van Duitsland: diverse Nederfrankische dialecten worden nog gesproken in noordelijk Rijnland, namelijk in de regio Nederrijn, globaal ten noorden van de lijn Aken-Düsseldorf. Voorts kan het in Zuid-Afrika gesproken Afrikaans tot het Nederfrankisch gerekend worden.
Nederfrankisch
| ||||
Nederlands dialect | ||||
Het Nederfrankisch in kaart gebracht | ||||
Gesproken in | Nederland (incl. Aruba, Curaçao en Sint Maarten), België (Vlaanderen, Brussel en Waalse faciliteitengemeenten), Frankrijk (Frans-Vlaanderen), Duitsland (in het Land van Kleef en in Nederrijn), Suriname, Zuid-Afrika en Namibië | |||
Aantal sprekers | 45 miljoen (30 miljoen als moedertaal) | |||
|
Kenmerkend voor alle Nederfrankische taalvormen is dat ze, net als de Nederduitse, niet hebben meegedaan aan de Hoogduitse klankverschuiving. Nederfrankisch wordt daardoor onderscheiden van Middelfrankisch Oost- en Zuid-Frankisch.
Classificatie
- Indo-Europees
- Germaans
- West-Germaans
- Nederfrankisch
- West-Germaans
- Germaans
Geschiedenis
De oudste fase van het Nederfrankisch wordt Oudnederfrankisch of - enigszins misleidend - het Oudnederlands genoemd. De daaropvolgende heet Middelnederlands, soms ook aangeduid als Diets. Uit deze zelfde dialectgroep hebben zich het Nieuwnederlands (16e en 17e eeuw) en het Afrikaans en nog later het Standaardnederlands ontwikkeld.
Dialecten
De Nederfrankische dialecten staan onder druk van de talen die in hetzelfde spraakgebied als officiële taal dienstdoen en tegelijkertijd nauw verwante talen zijn, de zogeheten daktaal. In Nederland is deze daktaal het Standaardnederlands, dat zelf van oorsprong een Nederfrankische taalvariëteit is. Het aantal sprekers van andere Nederfrankische taalvormen zoals het Zeeuws - dat volgens sommige taalkundigen een streektaal is - is hierdoor gaandeweg sterk teruggelopen..
Overgangsgebieden
In het zuidwesten loopt het Nederfrankische taalgebied door tot aan het uiterst noordelijke punt van Frankrijk (bij Duinkerke), waar Frans-Vlaams gesproken wordt. In Duitsland loopt het Nederfrankische taalgebied tot aan het noordwestelijke deel van Rijnland. In Duitsland en Nederland vormt de eenheids-pluralislijn de isoglosse tussen de Nederfrankische dialecten ten westen van deze isoglosse en de Nedersaksische dialecten - zoals het Westfaals - ten oosten ervan. De Benrather Linie geldt als zuidelijke grenslijn van het Nederfrankisch hoewel Ripuarische invloeden zich over deze grens naar het noorden in het Nederfrankisch uitstrekken.
Veluwe
In de vroege literatuur werd het Veluws nog ingedeeld bij het Nederfrankisch, later is men dit tot de Nedersaksische dialecten gaan rekenen.
Noordelijk Rijnland
Het noordelijke Rijnland wordt als overgangsgebied gezien tussen de Nederlandse (Nederfrankische) en Duitse (Hoogduitse) dialecten. Het Kleverlands en Oostbergisch in Duitsland kunnen echter ook tot het Nederfrankisch gerekend worden.
Zuid-Nederfrankisch
Het Zuid-Nederfrankisch - waartoe onder meer het Limburgs behoort - wordt tegenwoordig als Nederfrankisch beschouwd, hoewel het anders dan andere Nederfrankische taalvormen wel gedeeltelijk aan de Hoogduitse klankverschuiving heeft meegedaan. Het Zuid-Nederfrankisch wordt ten oosten van de Rijn gesproken tot in het district Mettmann, Düsseldorf, Solingen en Remscheid. In de meeste Limburgse dialecten (alles ten zuiden/oosten van de Uerdinger linie en het mich-kwartier) zijn tijdens de Keulse expansie delen van de Hoogduitse klankverschuiving doorgedrongen. Het Limburgs vormt zodoende strikt genomen een groep van overgangsdialecten tussen het Nederfrankisch en Middelfrankisch (dat onder meer het Ripuarisch omvat). In oudere literatuur over dit onderwerp werd het Zuid-Nederfrankisch daarom ook wel tot het Middelduits gerekend.
Zuidoost-Limburgs
Het Zuidoost-Limburgs behoort tot het Middelduits (Middelfrankisch, Ripuarisch) van Aken en omgeving. In dit dialect zijn invloeden van het Frans aan te wijzen met name in zinsconstructie.
Duitse opvattingen
De Duitse dialectologie rekende traditioneel de dialecten in Nederland en België bij de Duitse dialecten. Hier werd dus niet van twee aparte taalgebieden uitgegaan. Deze opvatting heerst nog in afgezwakte vorm: de scheiding wordt wél erkend, maar als secundair beschouwd (door invloed van de schrijftalen veroorzaakt). Hieraan moet worden toegevoegd dat met het begrip "Duits" in dit verband geen nationale, maar alleen een taalkundige eenheid bedoeld is – een betekenis die ook in het Nederlands nog tot in de 19de eeuw bekend was.
Het taalgebied in Duitsland waarin diverse Nederfrankische dialecten worden gesproken, wordt in de filologie soms aangeduid als Rheinmaasländisch/Rhein-Maasländisch (Nederlands: Rijn-Maaslands of Maas-Rijnlands). Dit taalgebied was de voortzetting van het gebied dat vóór de periode van het Middelnederlands als Oud-Oostnederfrankisch bekendstaat.
In de Duitse dialectologie wordt soms gesproken van 'Duitsnederlands' als de in Noordrijn-Westfalen gesproken Zuid-Gelderse dialecten (dit zijn het Kleverlands en Nederrijns) worden bedoeld. Deze Nederfrankische dialecten worden tezamen met het Limburgs soms onder de noemer Rhein-Maasländisch gebracht.
In de Duitse vergelijkende taalkunde gebruikt men daarnaast meestal de term Zuid-Nederfrankisch voor de Limburgse en aanverwante dialecten in het noordelijke Rijnland, de Nederrijn. In de Nederlandse vergelijkende taalkunde beschouwt men deze dialecten als primair met het Nederlands verwant, ervan uitgaand dat het Nederlandse taalgebied in overwegende mate de opvolger is van het Nederfrankische.
Nederfrankisch versus andere taalvariëteiten
Nederfrankisch versus Middelfrankisch
Middelfrankisch, niet als chronologische, maar als geografische aanduiding, is de taalkundige benaming voor dialecten zoals het Ripuarisch die in het Duitse Midden-Rijnland zijn gelegen. De Benrather linie, die van Eupen naar Düsseldorf loopt, wordt aangehouden als isoglosse tussen het Nederfrankische Rijnlands en het Hoogduitse Middelfrankisch. Alle Nederfrankische dialecten liggen ten noorden van deze isoglosse.
Met name onder Duitse taalkundigen is het soms gebruikelijk om het Limburgs niet onder het Nederfrankisch te scharen maar onder het Middelfrankisch, dit vanwege de (vermeende) historische invloed van de naburige Duitse dialecten op het Limburgs[1]. De isoglosse is dan niet de Benrather Linie, maar de Uerdinger Linie (d.w.z. de ik/ich-lijn) gecorrigeerd voor de mich-lijn, die het meest noordelijke deel vormt van de Rijnlandse waaier; boven deze isoglosse wordt Zuid-Gelders en/of Kleverlands gesproken.
Nederrijns versus Nederfrankisch
Het noordelijke Rijnland wordt als overgangsgebied gezien tussen de Nederfrankische en de Hoogduitse dialecten. De in Duitsland gesproken taalvormen Kleverlands en Oostbergisch kunnen probleemloos tot het Nederfrankisch gerekend worden, omdat ze niet aan de tweede Germaanse klankverschuiving hebben deelgenomen.
Zie ook
Externe link
Referenties
Literatuur
- M.C. van den Toorn, W. Pijnenburg, J.A. van Leuvensteijn en J.M. van der Horst (red.), Geschiedenis van de Nederlandse taal. Amsterdam University Press, Amsterdam 1997, 682 pp
- (de) Jürgen Macha, Elmar Neuss en Robert Peters, Rheinisch-Westfälische Sprachgeschichte, Böhlau, 2000, 409 pp
Streektalen in Nederland en Vlaanderen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
|