Gereformeerde Gemeenten

De Gereformeerde Gemeenten (GG), vormen een orthodox-protestants kerkgenootschap met 107.787[1] leden op 1 januari 2018.

Gereformeerde Gemeenten
Ter Hoogekerk te Middelburg
Indeling
HoofdstromingProtestantisme
RichtingGereformeerd calvinisme
Voortgekomen uitSamenvoeging van Geref. Kerken o/h Kruis en Ledeboerianen in 1907
Afsplitsingen1953: Ger. Gem. in Ned.
Aard
Locatie151 gemeenten in Nederland, 28 gemeenten in Noord-Amerika, 1 gemeente in Zuid-Afrika en 1 gemeente in Nieuw-Zeeland (01-01-2017)
Aantal leden107.665 leden in Nederland (1 januari 2019), 11.097 leden in N-Amerika (1 januari 2016) en 180 in Nieuw-Zeeland (1 januari 2016)
Karakterbevindelijk gereformeerd
Portaal    Christendom
Protestantisme



in Nederland

..Stromingen

Lutheranisme
Lutheranisme
Vrijzinnig-Protestantisme
Vrijzinnig protestantisme
Midden-orthodoxie
Protestantse Kerk in Nederland
Modern-Gereformeerd
Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland
Orthodox Protestantisme
Calvinisme
Gereformeerd protestantisme
Orthodox-protestantisme
Orthodox Gereformeerd
Orthodox-gereformeerden
Bevindelijk Gereformeerden
Bevindelijk gereformeerden
Evangelisch
Evangelisch Christendom

Gereformeerde Gemeente te Barendrecht
Gereformeerde Gemeente te Tholen
Kerkzaal Jachin en Boazkerk te Genemuiden.

Geschiedenis

Het landelijk verband van de Gereformeerde Gemeenten is ontstaan in 1907 door een vereniging van de Kruisgemeenten (dertien gemeenten), ontstaan uit de Afscheiding van 1834, met de Ledeboeriaanse gemeenten (23 gemeenten). Enkele groeperingen voortgekomen uit de Afscheiding van 1834 rondom de predikanten Elias Franssen (1827-1898), Abraham Verheij (1821-1913) en Cornelis Van den Oever (1802-1877) (voornamelijk kruisgemeenten) gingen in 1869 niet mee met de vereniging van de Kruisgemeenten met de Christelijke Afgescheiden Gemeenten tot de Christelijke Gereformeerde Kerk in 1869. Behalve deze Kruisgemeenten hadden zich ook de zogenaamde ‘Ledeboerianen’ tot dan toe afzijdig gehouden. Zij dankten hun naam aan ds. L.G.C. Ledeboer.

Het lukte de 25-jarige ds. G.H. Kersten als predikant te Meliskerke deze groeperingen uit het isolement te halen en in 1907 samen te binden tot de Gereformeerde Gemeenten. Op 5 juni 1907 reikte men elkaar in Middelburg de hand en ontstond het nieuwe kerkverband. De naam van het officieel orgaan van de Gereformeerde Gemeenten weekblad De Saambinder refereert aan deze gebeurtenis.

Ontstaan van de verschillende stromingen in Nederland
Ontstaansgeschiedenis van kerken in Nederland
Ds. G.H. Kersten vervulde tot na de Tweede Wereldoorlog een centrale rol in het kerkverband

Periode 1907-1931

Opbouw van de organisatie

Ds. Kersten vervulde tot na de Tweede Wereldoorlog een centrale rol in het kerkverband. Veel gemeenten waren het naleven van een kerkorde niet meer gewend en daarom schreef hij in 1908 een brochure De Tucht in de Kerke Christi. Hierin stelde hij verschillende misvattingen over de kerkelijke tucht aan de orde. Verder besteedde hij aandacht aan de dogmatische profilering van het kerkverband. Zijn boek over de Heidelbergse Catechismus heeft een sterk dogmatisch karakter. Kersten gaf ook een toelichting op de Gereformeerde Dogmatiek uit, waarvoor hij gebruik maakte van zowel werken van eigentijdse vooraanstaande gereformeerde dogmatici als prof. dr. Herman Bavinck en prof. dr. A.G. Honig sr. (werd in 1902 als opvolger van Bavinck benoemd tot hoogleraar te Kampen) tot theologen uit de periode van de Nadere Reformatie waaronder Joh. a Marck.

Belangrijk voor ds. Kersten was de oprichting van een eigen theologische school. Scherp wees hij de mening af dat predikanten vooral niet moesten studeren, maar het van de onmiddellijke ingeving moesten verwachten. Deze gedachte leefde vooral sterk in de Ledeboeriaanse traditie. Het was zijn bedoeling een theologische school tot hoog niveau uit te bouwen, 'gezien het hoge niveau van onze gereformeerde vaderen' uit de Reformatie en Nadere Reformatie. Hij zocht daarvoor voortdurend bekwame mensen.

In de periode 1916-1926 was het ds. Willem Den Hengst, die een goede opleiding genoten had (overgekomen vanuit de Gereformeerde Kerken), die reeds in Leiden enige opleiding gaf aan een eerste generatie predikanten, waaronder Gijsbertus Van Reenen, Arie De Blois, Jacobus Overduin, en Reinier Kok. Deze predikant overleed echter al spoedig in 1927. In 1928 was ds. Kersten verheugd met de overkomst van ds. Jacobus Dirk Barth vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerk. Wegens gezondheidsredenen was deze predikant echter ook niet in staat lang te doceren. Daarna kwam ds. Kersten in contact met Cornelis Steenblok, die evenals ds. Den Hengst afkomstig was uit de Gereformeerde Kerken in Nederland en bovendien tot doctor gepromoveerd was. In hem zag ds. Kersten een mogelijke opvolger. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog, als de stad Rotterdam het zwaartepunt vormt van de Gereformeerde Gemeenten, wordt hier de theologische school gevestigd (1926), naast de Boezemsingelkerk.

In 1906 knoopte ds. Kersten bovendien reeds contacten aan met de Armeense zendingspredikant David Jacob Benjamin omdat hij ervan overtuigd was dat de kerk ten alle tijd de opdracht heeft om zending te bedrijven.

Strubbelingen

De hervormingen die ds. Kersten wilde doorvoeren voor het kerkverband verliepen niet altijd zonder enige strubbeling. Reeds in 1907 hield ds. L. Boone zich afzijdig van de voortvarendheid van ds. Kersten. Deze predikant verklaarde bij het oude te willen blijven, “in de lijn van de godzalige ds. Ledeboer ds. Van Dijke etc.” Hierdoor ontstonden de Oud Gereformeerde Gemeenten. Niet allen binnen het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten konden zich ook vinden in de stichting van een theologische school, waaronder ds. J. Fraanje, een predikant die destijds veel achting genoot. Ook over het stichten van eigen scholen en het actief bedrijven van politiek was er discussie. Toch gelukte het ds. Kersten met steun van ds. J.R. Van Oordt om in 1918 ook een Staatkundig Gereformeerde Partij op te richten. Hiervoor wist hij overigens ook buiten het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten bekwame mensen te mobiliseren zoals uit de Nederlands Hervormde Kerk (ds. Pieter Zandt), en de Christelijke Gereformeerde Kerken (ds. J. v.d. Vegt, ds. G. Salomons, ds. J.D. Barth) In 1926 waren er reeds veertien eigen lagere scholen. In 1930 verlieten de gebroeders Overduin vanwege een 'theologisch geschil' de Gereformeerde Gemeenten. Uiteindelijk bleken zij echter moeilijk met ds. Kersten door één deur te kunnen. In deze periode (1931) worden ook de zogenaamde leeruitspraken van '31 opgesteld.

Positie van de Gereformeerde Gemeenten ten opzichte van andere kerkverbanden voor de Tweede Wereldoorlog

In 1909 richtten de Gereformeerde Kerken in Nederland (sinds 2004 Protestantse Kerk Nederland) een verzoek aan de Gereformeerde Gemeenten om te komen tot een vereniging. Door bezwaren tegen de leer van de ‘veronderstelde wedergeboorte’ wezen de Gereformeerde Gemeenten dit verzoek vrijwel direct af.

Met de Christelijke Gereformeerde Kerk zag een vereniging er aanvankelijk positief uit. Zo positief zelfs, dat er al een gemeenschappelijke naam was bedacht voor de kerken, namelijk 'Nederduits Gereformeerde Gemeenten', een verwijzing naar de oorspronkelijke naam van de aloude Gereformeerde Kerk van de Reformatie. Al snel ontstond er echter een hevige pennenstrijd over het genadeverbond. Deze strijd duurde vanaf de jaren twintig tot ver in de jaren dertig.

De Christelijke Gereformeerde Kerk had zich ten opzichte van de Gereformeerde Kerken in Nederland geprofileerd in een 'drie-verbondsopvatting' dat het onderscheid tussen het 'verlossingsverbond' (van eeuwigheid) en 'genadeverbond' (in de tijd) benadrukte. Dit onderscheid maakte onder andere ook de Amerikaanse predikant W. Heyns, hoogleraar aan de Theologische School te Grand Rapids in zijn Handboek Gereformeerde Geloofsleer. Eind jaren twintig verscheen er een catechisatieboekje met vragen en antwoorden van de christelijke gereformeerde predikant J. Jongeleen. Op beide publicaties had dominee Kersten scherpe kritiek.

De discussie verliep aanvankelijk rustig, maar werd verscherpt door de wisselwerking Van der Schuit-Kersten. Ook hier was min of meer sprake van botsende persoonlijkheden, en het liep uit op een verwijdering tussen beide kerkverbanden. De Gereformeerde Gemeenten namen in de jaren daarna steeds meer afstand en spraken herhaaldelijk uit: “dat een vereniging met de Christelijke Gereformeerde Kerk niet kan, omdat zij de ‘drie-verbondenleer’ aanhangt”.

De generale synode van 1931 heeft (naar aanleiding van het conflict met o.a. de Christelijke Gereformeerde Kerk een nadere uitwerking gegeven over 'het verbond der genade' en de plaats die de uitverkiezing hierbij inneemt. De 'zes officiële leeruitspraken' luiden als volgt:

  1. Dat er geen wezenlijk onderscheid te stellen is tussen het Verbond der Verlossing (van eeuwigheid) en het Verbond der genade;
  2. Dat de Heilige Schrift slechts twee verbonden kent en niet drie: namelijk het Verbond der Werken en het Verbond der Genade;
  3. Dat Christus is de tweede Adam van Wien de eerste Adam als hoofd van het Werkverbond een voorbeeld was (Rom. 5:14) en dat Romeinen 5:12-19 zeer duidelijk handelt van de twee Verbondshoofden;
  4. Dat wel het Genadeverbond van eeuwigheid met de uitverkorenen in Christus is opgericht, maar de openbaring van het Genadeverbond in de tijd eerst volgt op de verbreking van het Werkverbond. (door deze openbaring is te verstaan de oprichting van het Verbond met de uitverkorenen, die in de tijd in het Verbond worden ingelijfd);
  5. Dat wel het Genadeverbond een uitwendige openbaringsvorm heeft, die onder Oud en Nieuw Verbond wisselt, en velen omvat die verworpenen zijn, maar dat alleen de uitverkorenen in het Verbond der Genade wezenlijk begrepen zijn;
  6. Dat de verantwoordelijkheid van de mens wortelt in de schepping, krachtens welke schepping God van de gevallen mens Zijn beeld terugvordert. Die verantwoordelijkheid wordt te groter door de bemoeienissen die God met de mens maakt, als duidelijk blijkt o.a. uit Lukas 10:13-15.

In 1935 en 1936 verschijnt er een serie artikelen door dr. J.G. Woelderink in De Waarheidsvriend, het orgaan van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, waarin de leeruitspraken van 1931 worden bekritiseerd en de verschillende uitgangspunten nog verder verscherpt worden.[2][3]

Praktische uitwerking doopvisie Gereformeerde Gemeenten

De Gereformeerde Gemeenten leren dat er tweeërlei bediening van het Verbond der Genade is, namelijk een inwendige en een uitwendige. Er is volgens hen ook tweeërlei betrekking tot en tweeërlei inzijn in het Verbond. De inwendige bediening strekt tot zaligheid, als door de bediening van Woord en Geest de mens wordt wedergeboren en komt tot het ware geloof. Zij beperken de beloften tot zaligheid tot hen die inwendig in het verbond begrepen zijn. Op Gods tijd en naar Gods welbehagen worden ze vervuld. Wat God eist, is tevens een belofte, namelijk: het geloof in Jezus Christus. Degenen die slechts in uitwendige zin tot dit genadeverbond behoren kunnen het Verbond verbreken door de weg van de zonde te kiezen. Het voorrecht in uitwendige zin tot dit genadeverbond te behoren brengt de verantwoording met zich mee om God in Christus te zoeken. Zowel in de doop, als in de bediening van het hoorbare Evangelie, wordt Christus aangeboden, wordt men ernstig geroepen, want God betoont ernstig en waarachtig in zijn Woord, wat Hem aangenaam is, namelijk dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft met ernst allen die tot Hem komen en geloven, het eeuwige leven.

Periode 1931-1953

Verdere groei van het kerkverband

In de jaren 30 en 40 vertoont het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten een snelle groei. Rotterdam-Centrum was in 1930 met circa 3100 leden en doopleden de grootste gemeente van het kerkverband, vooral door aanwas van arbeiders afkomstig van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. Van Alphens' Nieuw Kerkelijk Handboek uit 1930 meldt dat er in 1929 67 gemeenten waren met 26.380 leden en doopleden. Twintig jaar later - in 1949 - was het aantal gemeenten volgens het Kerkelijk Jaarboek toegenomen tot 140 en het aan­tal leden en doopleden tot 61.883. Dat was meer dan een verdubbeling van het aantal gemeenten en het ledenaantal met een gemiddelde groei van 6,7% per jaar.

Deze groei is voor een groot deel te verklaren door de aanwas van gemeenteleden uit voornamelijk de Nederlands Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Christelijke Gereformeerde Kerken waar de 'bevindelijke prediking' gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw steeds meer aan terrein verloor. Ook de duidelijke dogmatische profilering van de Gereformeerde Gemeenten speelde een rol.

Aanloop naar de scheuring

De oorlogsjaren gaven een tegenstelling te zien tussen de houding van Kersten (passief) tegen de Duitse bezetter en de houding van de Veenendaalse predikant Reinier Kok (verzet) Ds. Kersten werd na de oorlog zijn zetel in de Tweede Kamer ontnomen en in de Staatkundig Gereformeerde Partij manifesteerde zich een oppositiegroep tegen hem, die vond dat het hoofdbestuur "dubieuze zaken uit de oorlogsjaren" met de mantel der liefde wilde bedekken. Daartoe behoorde onder meer de Zeister predikant M. Blok. Allerlei theologische maar vooral ook persoonlijke tegenstellingen traden naar boven.

Cornelis Steenblok

Ds. Kersten, wiens gezondheid minder werd, was zeer ingenomen met de overkomst van dr. C. Steenblok, die jarenlang predikant was in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Anderen waren minder ingenomen met de aanstelling van dr. Steenblok als docent aan de Theologische School in Rotterdam. Steenblok kreeg al spoedig allerlei belangrijke posten toevertrouwd. Zo was hij naast docent aan de Theologische School, ook behulpzaam bij het redigeren van de dogmatiek en catechismusverklaring van ds. Kersten en ook spoedig hoofdredacteur van De Saambinder. Deze snelle opgang viel niet overal in goede aarde, temeer omdat Steenblok zich theologisch ging profileren op een manier die lang niet ieders instemming had. Ds. Kok had zich vanaf het begin tegen de overkomst van Steenblok verzet en hij was niet de enige. Steenblok had een doctorstitel (hij was in 1941 aan de VU gepromoveerd) en een dialoog met de meeste toenmalige predikanten van de Gereformeerde Gemeenten, die slechts een bescheiden theologische opleiding genoten hadden bleek niet gemakkelijk.

Discussie over de algemene genade

In de jaren dertig had de generale synode een uitspraak gedaan over het genadeverbond. De predikanten Kersten, Kok en Fraanje konden zich allen in de formuleringen vinden. Dat was niet zo met de opvattingen van dr. Steenblok over de ‘algemene genade’ die hij strikt wilde scheiden van het verlossingswerk van Christus. Naar zijn mening had dit uitsluitend waarde voor de 'uitverkorenen'. Dit laatste standpunt riep verzet op, want in het verleden had men daar in de Gereformeerde Gemeenten niet als zodanig over gedacht. Niettemin werd door de generale synode van 1945 de opvatting van Steenblok overgenomen.

Ds. Kok, die vanwege zijn houding in de oorlogsjaren tegenover Kersten was komen te staan, raakte in een isolement. In zijn gemeente Veenendaal rezen bezwaren tegen zijn prediking. Deze bezwaarde gemeenteleden vormden een afzonderlijke gemeente, geïnstitueerd door ds. M. van de Ketterij. Na de dood van ds. Kersten werd ds. Kok in 1950 geschorst wegens “vereenzelviging van Gods beloften met het aanbod van genade”.

Discussie over het aanbod van genade

De schorsing van Kok betekende niet de definitieve overwinning van de lijn-Steenblok. Op de Generale Synode van 1953 werd er kritiek geuit op dr. Steenblok als docent van de theologische school. De kritiek betrof het geven van eenzijdig onderwijs met name in betrekking tot de leer van het 'aanbod van genade'.

Steenblok had zich kritisch uitgelaten over een boekje dat in twee delen in Engeland verschenen was in 1645 en 1649, genaamd The Marrow of Modern Divinity van Edward Fisher. Schotse theologen als Thomas Boston en de broers Ralph en Ebenezer Erskine zouden zich volgens Steenblok hebben laten beïnvloeden door dit boekje, terwijl het naar zijn mening een dwaling bevatte. Deze oudvaders werden bekend als de "Marrow men" en namen in 1742 in hun belijdenis op dat "alhoewel de verzoening en voldoening van Christus uitsluitend is voor de uitverkorenen, Hij toch wel is gestorven ten aanzien van de bereikbaarheid van zalig worden voor alle mensen". Zij maakten onderscheid tussen de gevende liefde Gods in Christus, die algemeen tot alle mensen uitging, en een verkiezende liefde die alleen de uitverkorenen betrof. Zo kwamen deze oudvaders tot ‘een ruim aanbod van genade tot alle hoorders, zonder onderscheid’. Steenblok had moeite met de formulering 'aanbod van genade aan alle hoorders'. Hij sprak liever over 'voorstellen van de genade'.

De synode onthief Steenblok van zijn functie als docent "wegens diens eenzijdigheid in het geven van onderwijs". Uit protest verlieten de predikanten Aangeenbrug, Van de Ketterij en Mallan de vergadering. Steenblok volgde hen. Zo ontstonden de Gereformeerde Gemeenten in Nederland

Periode 1953 tot heden

Sleutelrol

In de jaren zestig begonnen de Gereformeerde Gemeenten met zendingswerk in Irian Jaya, waaruit later de Gereja Jemaat Protestan di Indonesia is ontstaan. De eerste predikant die werd uitgezonden was Gerrit Kuijt. Later is men zendingswerk begonnen in Albanië, Ecuador, Nigeria en Zuid-Afrika.

Na Steenblok was Arie Vergunst de eerste predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten die een universitaire opleiding theologie genoten had. Vergunst was in de jaren zestig en zeventig diverse malen synodevoorzitter en doceerde aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten in Rotterdam. In de jaren daarna steeg het opleidingsniveau van predikanten en ambtsdragers binnen de Gereformeerde Gemeenten al snel mee met de huidige maatschappelijke tendensen.

De Gereformeerde Gemeenten kregen gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw een belangrijke sleutelrol binnen de bevindelijk-gereformeerde bevolkingsgroep, bijvoorbeeld bij het oprichten van eigen organisaties als scholen (De Driestar) en zorginstellingen. Ook andere interkerkelijke initiatieven als de Gereformeerde Bijbelstichting[4] en het Reformatorisch Dagblad werden door de Gereformeerde Gemeenten ondersteund. Bij het verwerven van brede steun binnen het kerkverband speelde onder andere ds. Jan van Haaren (1933-1983) een belangrijke rol.[5]

Karakter van het kerkverband

Evenals andere orthodox gereformeerde kerkverbanden houden de Gereformeerde Gemeenten vast aan het gezag van de Bijbel als zijnde het door God geïnspireerde Woord, en de leer zoals samengevat door de algemeen christelijke en gereformeerde belijdenis geschriften de (Drie Formulieren van Enigheid): de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels. De uitleg van de Bijbel gaat volgens de beginselen van de gereformeerde hermeneutiek. Maatschappelijk-ethische thema's op basis van de beginselen van de christelijke ethiek, zoals de omgang met abortus, euthanasie, en (praktiserende) homoseksualiteit. Deze verschijnselen die met name in de Grieks-Romeinse wereld (hellenistische cultuur) ook al voorkwamen, heeft het vroege christendom altijd afgewezen en hier primaire waarden van het christelijk geloof tegenover gezet: de beschermwaardigheid van het leven, omdat het door God geschapen is, en huwelijkstrouw als een verbond tussen één man en één vrouw waaruit vruchtbaarheid kan voortkomen. Het huwelijksverbond is een centraal thema in de Bijbel waarmee de band tussen Christus en Zijn gelovigen wordt afgebeeld. Het christelijk geloof ziet de norm nooit los van het aspect van de liefde.

De Gereformeerde Gemeenten willen vast houden aan een 'Schriftuurlijk-bevindelijke prediking', waarbij ds. A. Moerkerken het begrip 'bevinding' definieert als "het geheel aan geestelijke ervaringen, die Gods kinderen ondervinden wanneer de Heilige Geest de weldaden van Christus komt toepassen."[6]

Ds. H. Paul schrijft in zijn boekje Uit genade, oorsprong en uitwerking van het geloof: "De prediking behoort voorwerpelijk-onderwerpelijk te zijn. Dat is eigenlijk één woord. Wat houdt dat in? Het zegt ons dat er een onlosmakelijk verband tussen beide delen moet zijn." "Het voorwerpelijke van de prediking zegt ons dat deze strikt gebonden is aan het Woord. Het onderwerpelijke zegt ons dat deze in verbinding staat met de Geest, Die het Woord gaf en het leven der genade werkt en tot openbaring brengt. Calvijn zegt hierover: De waarheid van God moet ons in de ingewanden ingezonken zijn. Het gepredikte Woord moet door de Heilige Geest als het ware geïncarneerd worden in het hart van de enkeling. Dit geldt voor hem die het woord brengt als voor de hoorder. De prediking kan daarom worden omschreven als uitlegging en toepassing van het Woord van God, ons in de Schrift geopenbaard." Volgens ds. Paul is het belangrijk beide elementen in evenwicht te houden: "Wie eenzijdig het werk van de Heilige Geest preekt, maakt van de Geest van God en de Geest van Christus een zelfstandigheid. Hij toont niet op de hoogte te zijn van de soberheid waarmee de Schrift over het werk van de Geest spreekt. Hier krijgt de wedergeboren gelovige gemakkelijk een zelfstandige plaats. Daarbij ligt het gevaar van de valse mystiek op de loer."

Liturgisch wordt in de eredienst vastgehouden aan de Statenvertaling van de Bijbel en de psalmenberijming van 1773. Er zijn enkele gemeenten (in de provincie Zeeland) waar de Psalmen van Datheen gezongen worden. Overal worden de psalmen niet-ritmisch gezongen.

Terwijl andere gereformeerde kerkgenootschappen bewust afstand namen van traditionele zaken als het bedekken van het hoofd door vrouwen in de erediensten en tegelijkertijd liturgische vernieuwing en moderne media (televisie) ruim baan gaven, behield het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten grotendeels een traditioneel karakter. Opmerkelijk is dat juist de behoudende kerken, waaronder de Gereformeerde Gemeenten, het best bestand bleken tegen de opkomst van de secularisatie en nog steeds een zekere mate van groei vertonen. Ondanks de groei kent het kerkverband de laatste jaren wel degelijk een relatief grote uitstroom van leden,[7] waaronder de zogenoemde kerkverlaters.

Concentratie

Uit cijfers blijkt dat Gereformeerde Gemeenten op de westrand van de Veluwe hard groeien. In 1960 telde de classis Barneveld 5615 leden en in 2011 16.543, een verdrievoudiging.[8] De Gereformeerde Gemeenten in Rotterdam namen in ledenaantal af van 7494 in 1950 tot 1587 in 2000. De gemeenten rond Rotterdam (Hendrik-Ido-Ambacht, Alblasserdam, Sliedrecht etc.) namen in diezelfde periode toe van 1533 naar 7272.[9] Het gevolg van een en ander was dat er enerzijds veel kerken buiten de 'Bijbelbelt' werden gesloten als Haarlem, Akkrum, Rotterdam-West, ’s-Gravenhage-Zuid, en Lemmer. Anderzijds werden op verschillende plaatsen binnen de Bijbelbelt vele nieuwe en grote kerkgebouwen gebouwd. Men trekt naar plaatsen waar veel eigen voorzieningen (scholen) zijn. Gevolg hiervan is dat kerkelijke gemeenten in de grote steden en buiten de Bijbelbelt nog altijd steeds kleiner en minder worden.

Recente ontwikkelingen

Interne discussies

De Gereformeerde Gemeenten kennen een zekere mate van vleugelvorming. Onder predikanten komen over het algemeen geen problematische verschillen over de leer en/of prediking openbaar. Een predikant die regelmatig de pen opneemt in een poging om bepaalde verschillen te overbruggen of gevoelige thema’s aan te snijden is ds. C. Harinck.[10] Er is tot op heden een algemeen verstaan en verdraagzaamheid onder elkaar.[11] Wel is er tussen bepaalde gemeenten soms verschil in ‘klimaat’ waar te nemen. Dit uit zich bijvoorbeeld in een bepaald uitnodigingsbeleid van predikanten. In 2017 verliet wel een predikant uit Kruiningen met een deel van zijn gemeente het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten. Voor deze kwestie was veel aandacht vanuit de pers.

Regelmatig wordt er intern ook kritiek geuit op de prediking binnen de Gereformeerde Gemeenten door individuele gemeenteleden. De critici op de prediking hadden een woordvoerder in prof. dr. ir. Johan Blaauwendraad, dr. Klaas van der Zwaag en mr. A.A. Bart. Door middel van diverse publicaties werd er kritiek geuit rondom o.a. het thema ‘de toe-eigening van het heil’. Hun kritiek werd echter op synodaal niveau afgewezen en al deze woordvoerders zagen zich gedwongen om het kerkgenootschap te verlaten.[12]

In 2013 ontstond ook onrust onder meer na het afwijzen van de Herziene Statenvertaling door de synode. Oproepen om herziening en/of het vervangen van verouderde woorden in de Statenvertaling worden regelmatig gedaan, omdat vele jongeren en ouderen moeite hebben met het verstaan van de Bijbel. In 2016 verscheen bij uitgeverij De Banier, De Bijbel met uitleg. Dit is een editie van de Statenvertaling zoals uitgegeven door de Gereformeerde Bijbelstichting met uitleg van woorden en verzen en illustraties. Aan dit initiatief namen behalve vanuit de Gereformeerde Gemeenten (ds. B. Labee) ook predikanten uit andere kerkverbanden deel, waaronder J. Belder (Protestantse Kerk Nederland), A.A.Egas (Christelijke Gereformeerde Kerken), J. Joppe (hersteld Hervormde Kerk), ds. J.A. Weststrate (Gereformeerde Gemeente in Nederland en namens de Oud Gereformeerde Gemeenten drs. P.A. Zevenbergen.[13]

Kerkelijke eenheid en samenwerking

Naar aanleiding van het onderzoek naar de scheuring van 1953 door dr. M. Golverdingen komt kerkelijke eenheid met de Gereformeerde Gemeente in Nederland regelmatig ter sprake. Aan beide zijde is ingenomenheid getoond met dit onderzoek. Het gesprek tussen beide kerkverbanden loopt nog steeds en is over het algemeen 'broederlijk' van aard.[14][15] Ook vanuit de behoudende hoek van de Christelijke Gereformeerde Kerken wordt de wens geuit om meer kerkelijk samenleven. Zo riep recent ds. A.A. Egas de Gereformeerde Gemeenten op om predikanten waarmee geestelijke herkenning bestaat op de kansels toe te laten.[16] Vanwege de breedte van het kerkverband van de christelijke gereformeerden ligt hier echter wel een grote moeilijkheid, waardoor de kans dat dit ooit mogelijk wordt zeer gering is. Ten opzichte van de Hersteld Hervormde Kerk zijn de verwachtingen tot meer samenwerking in de toekomst positiever. Recent trokken beide kerkverbanden gebroederlijk op rondom de herdenking van de Dordtse synode (1618-1619). Behalve deze ontwikkelingen ontmoet men elkaar ondertussen op allerlei vlakken en is er veel onderlinge samenwerking rondom de Staatkundig Gereformeerde Partij, de Gereformeerde Bijbelstichting, het Reformatorisch Dagblad en het reformatorische onderwijssysteem.

Samenwerking op gebied van maatschappelijk-ethische thema's

Individueel is er waar mogelijk ook samenwerking te bespeuren buiten eigen kring met onder andere evangelischen rondom maatschappelijke-ethische thema’s waaronder abortus en de discussie rondom genderneutraliteit. Zo is door vele prominenten uit de reformatorische en evangelische gezindte, waaronder de Gereformeerde Gemeenten, de Nashvilleverklaring ondertekend. De Nashvilleverklaring is een document opgesteld door evangelicale christenen in de Verenigde Staten die zich zorgen maakten over het overheidsbeleid met betrekking tot homoseksualiteit en transgenders. De verklaring verdedigt Bijbelse waarden ten aanzien van seksualiteit, benadrukt het belang van huwelijkstrouw en wijst homoseksuele relaties af, evenals polygamie, overspel en de ideologie achter genderneutraliteit.[17] Om aan de kritiek dat de pastorale toon te veel werd gemist, is de verklaring door de Nederlandse initiatiefnemers later voorzien van een naschrift 'gericht op de pastorale praktijk'. Volgens de initiatiefnemers is de verklaring bovendien niet bedoeld als 'anti-homo', maar wil opkomen voor het 'klassiek-christelijke standpunt over man en vrouw', vanwege de enorme invloed van de homo-lobby op de samenleving'. Wij willen een ander geluid laten horen, namelijk wat de kerk altijd heeft voorgestaan'.[18]

Schepping en evolutie

Inzake het debat 'schepping en/of evolutie' houdt het kerkverband vast aan de 'klassieke opvatting van de scheppingsleer', waarvoor argumenten aangedragen zijn in een publicatie van Prof. dr. M.J. Paul Oorspronkelijk. Dit boek is een tegenhanger van het boek En de aarde bracht voort door Prof. dr. G. van den Brink. Laatst genoemde wil de theorie van de evolutie verzoenen met de klassieke scheppingsleer. Volgens drs. G. Clements, docent aan de Theologische School in Rotterdam kunnen echter beide visies onmogelijk met elkaar verenigd worden.[19]

Kerkelijke instanties

Zending en evangelisatie

De Gereformeerde Gemeenten tellen verschillende deputaatschappen, stichtingen en verenigingen. De Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) is de zendingsorganisatie van de kerk, hoewel ook enkele gemeenteleden voor andere organisaties werkzaam zijn. Het zendingswerk van de Gereformeerde Gemeenten begon in de jaren zestig, hoewel eerder daartoe opgeroepen was. In Irian Jaya werd aanvankelijk gewerkt onder het volk van de Yali, terwijl de arbeid later uitgebreid werd tot verschillende andere volken. Een deel van die arbeid is niet langer pionierszending, maar groeit in de richting van ondersteuning en toerusting van de inmiddels zelfstandig geworden jonge kerk. In Nigeria wordt in twee gebieden gewerkt. In Zuid-Afrika is sprake van ondersteunend werk. Nieuwe werkterreinen zijn Guinee, Ecuador en Albanië. Ook op Israël is het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten sterk georiënteerd.

Overige organisaties

De Jeugdbond der Gereformeerde Gemeenten (JBGG) is de organisatie voor jeugdwerk. Gehandicaptenzorg is in handen van Siloah en Helpende Handen. Het Deputaatschap Bijzondere Noden (BN) regelt hulpverlening. Via de Cursus Godsdienst Onderwijs uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten, kunnen door individuele gemeenteleden en ambtsdragers toerustingscursussen gevolgd worden, alsmede een vrijwel volledige HBO opleiding theologie.

Kerkbouw

Wanneer in de 19e-eeuw de eerste Ledeboeriaanse- en kruisgemeenten ontstaan komt men bijeen in woonkamers, boerenschuren, pakhuizen en werkplaatsen, vaak met niet meer dan 20 personen. Slechts eenmaal is sprake van een riante plaats van samenkomst, het buitenverblijf van Sint-Jan ten Heere, waar de wortels liggen van de gemeente Middelburg-Centrum, geïnstitueerd in 1836.

Gereformeerde Gemeente, Amsterdam (ansichtkaart)

In 1844 wordt aan de Raampoortlaan in Rotterdam een stenen kerkje in gebruik genomen. In 1850 wordt te Benthuizen een houten kerk gebouwd. Het gebouw was van hout want het was de bedoeling dat het een tijdelijk onderkomen zou zijn. Men hoopte nog altijd op terugkeer naar de Hervormde Kerk. Van de 19e-eeuwse kerkgebouwen is er niet een meer over. Kort na de eeuwwisseling wordt te Rotterdam de Boezemsingelkerk gebouwd, toentertijd bepaald geen doorsneekerk voor de Gereformeerde Gemeenten. De oorspronkelijke gevel had een klassiek gedetailleerd toegangsportaal met fraaie glas-in-loodramen. Slechts de door oefenaar N.H. Beversluis ontworpen Segeerstraatkerk te Middelburg kwam enigszins in de buurt, andere kerken van de voorgangers van de Gereformeerde Gemeenten misten deze allure. Ze werden ook wel getypeerd onder de naam schuurkerken. Heden ten dage zijn nog enkele voorbeelden te zien, onder andere in Wolphaartsdijk en Borssele. Laatstgenoemd kerkgebouw behoort inmiddels tot het beschermde dorpsgezicht.

In de jaren dertig verschenen statigere kerken zoals de Salemkerk in Lisse en het kerkgebouw te Krabbendijke. Deze kerken worden ook wel andreaskruiskerken genoemd. Na 1945 worden op grotere schaal kerken gebouwd, vanwege de groei van de Gereformeerde Gemeenten. De ontwerpen veranderen van zeer traditioneel naar vrij modern. Het nieuwe kerkgebouw (1951) van de gemeente in Kampen wordt ontworpen door een architect van de Amsterdamse School, Nicolaas Lansdorp.[20] Vooral bij grote stadsuitbreidingen worden moderne kerken gebouwd, zoals te Apeldoorn (1959), Rotterdam-Zuidwijk (1964) en Zeist (1972). Imposante kerkgebouwen uit deze periode zijn de Noorderkerk (1955) en de Zuiderkerk (1968) in Rijssen. De Noorderkerk was bij oplevering het grootste protestantse kerkgebouw dat na de oorlog als totale nieuwbouw in gebruik werd genomen en zou dat tot 2008 blijven. Veel kerkgebouwen worden in deze periode opgericht met tentdaken, zoals te Soest (1968), Rotterdam-IJsselmonde (1969), Tricht-Geldermalsen (1969), Opheusden (1971), Tholen (1971) en Meliskerke (1976). De kerkgebouwen in Geldermalsen, Opheusden en Tholen zijn inmiddels alweer gesloopt en vervangen door nieuwe, veel grotere kerken.

In het laatste kwart van de 20e-eeuw worden enerzijds weer traditionelere kerken gebouwd, anderzijds worden enkele architecturaal opvallende kerken gebouwd, zoals de Sionkerk (1979) te Goes, Bodegraven (1996), Alblasserdam (1987) en Ooltgensplaat (1996). Enkele opvallende aangekochte bedehuizen zijn de Magnalia Deïkerk te Groningen, de Westerkerk te Utrecht (in gebruik van 1966 tot 2018) en de Hoofdstraatkerk langs de A4 te Leiderdorp. De gemeente Westzaan verwierf noodgedwongen een doopsgezinde vermaning uit 1695 en bezit hiermee het oudste kerkgebouw van het kerkverband. In de 21e-eeuw worden nieuwe kerken gebouwd in plaatsen als Barneveld, Geldermalsen, Gouda, Middelharnis, Opheusden, Tholen, Dirksland, Ede en Scherpenzeel. In diverse gemeenten worden plannen gemaakt voor nieuwe kerken, zoals te Yerseke en te Berkenwoude.

Ledenaantal

Naast de 151 gemeenten in Nederland (107.787 leden) en de 28 gemeenten in Noord-Amerika (11.097 leden) bevinden zich ook Gereformeerde Gemeenten in Zuid-Afrika (Randburg, 129 leden[21]) en Nieuw-Zeeland (Reformed Congregations of New Zealand, 178 leden[21]).

Verder bevinden zich zendingsgemeenten in Irian Jaya (Gereja Jemaat Protestan di Indonesia, 68 gemeenten met ruim 10.000 leden[22][23]), Nigeria (Nigeria Reformed Church, 14 gemeenten met circa 2500 leden[24]) en Bolivia (1 gemeente met 117 leden). Het totaal aantal leden van de Gereformeerde Gemeenten komt hiermee op circa 130.000. De ontwikkeling van het ledenaantal van de Nederlandse gemeenten is hieronder weergegeven:[25]

  • 1930 - 26.380[26]
  • 1949 - 61.883
  • 1953 - 67.144
  • 1954 - 58.760
  • 1966 - 69.512
  • 1972 - 78.766
  • 1974 - 80.008
  • 1979 - 81.869
  • 1988 - 89.908
  • 1996 - 95.090
  • 2000 - 98.495
  • 2005 - 102.797
  • 2010 - 105.371
  • 2015 - 107.299
  • 2018 - 107.787
  • 2019 - 107.665

Ledentallen van grote gemeenten per 1 januari 2019

Nr. Gemeente Leden Predikant (per 1 sept. 2019)
1 Rijssen-Zuid 2.764 ds. S.W. Janse
2 Nunspeet 2.396 ds. A. Schot
3 Kootwijkerbroek 2.386 ds. G. Beens
4 Yerseke 2.362 ds. C. van Krimpen
5 Barneveld-Centrum 2.360 ds. E.J. Boudewijn
6 Rijssen-Noord 2.295 ds. C.A. van Dieren
7 Veenendaal 2.230 ds. B. Labee
8 Opheusden 2.216 ds. W. Mouw
9 Genemuiden 2.145 vacant
10 Hendrik-Ido-Ambacht 2.110 ds. M.H. Schot
11 Scherpenzeel 2.063 vacant
12 Krabbendijke 2.043 vacant
13 's Gravenpolder 2.030 vacant
14 De Valk-Wekerom 1.922 ds. B.J. van Boven
15 Barneveld-Zuid 1.814 ds. J. van Laar
16 Werkendam 1.799 ds. H.J. Agteresch
17 Tricht-Geldermalsen 1.679 ds. P. Mulder
18 Gouda 1.621 ds. G. Clements
19 Rijssen-West 1.615 ds P.D. den Haan
20 Alblasserdam 1.576 ds. C. Sonnevelt
21 Krimpen aan den IJssel 1.559 ds. C. van Ruitenburg
22 Kapelle-Biezelinge 1.554 vacant
23 Dordrecht 1.554 ds. W.A Zondag
24 Kampen 1.548 ds. D.W. Tuinier
25 Goes 1.490 ds. G.P. van Nieuw Amerongen

Bekende leden

Markante personen uit de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten

  • Nicolaas Hendrik Beversluis (1850-1931), predikant
  • Andries Makkenze (1854-1921)], predikant
  • Willem den Hengst (1859-1927) predikant
  • Hendrikus Roelofsen (1852-1930), predikant
  • Jan Rokus van Oordt (1859-1942), predikant
  • Gijsbertus van Reenen (1864-1935)], predikant
  • Hendrik Kieviet (1873-1928), predikant
  • Daniel Christiaan Overduin (1875-1946), predikant
  • Jozias Fraanje (1878-1949), predikant
  • Gerrit Hendrik Kersten (1882-1948) predikant, politicus, docent Theologische School
  • Arie de Blois (1887-1971), predikant
  • Adrianus Verhagen (1887-1959)], predikant
  • Pieter Honkoop (1891-1963), predikant
  • Hendrik van Gilst (1901-1966)], predikant, lid curatorium De Heidelbergse Catechismus
  • Lumbertus Rijksen (1902-1969), docent Theologische School Rotterdam
  • Willem Cornelis Lamain (1904-1984), predikant
  • Klaas de Gier (1915-1999), docent Theologische School Rotterdam
  • Jan Wisse Kersten, (1915-1960) docent Theologische School Rotterdam
  • Adriaan Hoogerland (1918-1986)], predikant
  • Arie Elshout (1923-1991), predikant, auteur op gebied van theologie en pastoraat
  • Arie Vergunst (1926-1981), docent Theologische School Rotterdam
  • Lambertus Huisman (1926-2004), predikant
  • Jan van Haaren (1933-1983), docent Theologische School Rotterdam
  • P. Blok (1920-2019), predikant
  • Marinus Golverdingen (1941-2019), predikant, kerkhistoricus

Bekende predikanten in de huidige kerkelijke context

  • J. Mijnders (1921), predikant (emeritus)
  • C. Harinck (1933), (emeritus) predikant, veelzijdig auteur op gebied op theologie
  • A. Moerkerken (1947), predikant (emeritus), voormalig rector theologische school
  • C.J. Meeuse (1945), predikant (emeritus)
  • C.G. Vreugdenhil (1946), predikant (emeritus)
  • G.J. van Aalst (1948), docent Theologische School (emeritus), hoofdredacteur De Saambinder
  • J.J. van Eckeveld (1948), (emeritus) predikant
  • P. Mulder (1950), rector Theologische school
  • C. Sonnevelt (1953), predikant
  • G. Clements (1955), predikant, docent Theologische School (apologetiek, missiologie, dogmatiek)
  • B. Labee (1968), predikant, docent Theologische School (poimeniek en ethiek)
  • H.J. Agteresch (1969), internist-hematoloog, sinds 2018 predikant
  • J.M.D. de Heer (1971), journalist Reformatorisch Dagblad, predikant (2004), docent Theologische School (Bijbelse Talen)
  • W.A. Zondag (1973), hoogleraar arbeidsrecht, sinds 2015 predikant
  • G.W.S. Mulder (1973), predikant, partijvoorzitter Staatkundig Gereformeerde Partij

Overige leden met een bijzondere maatschappelijke functie

Literatuur

Zie de categorie Gereformeerde Gemeente van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.