zat
Nederlands
Uitspraak
- [bijvoeglijk naamwoord, voornaamwoord, werkwoord]
- [zelfstandig naamwoord]
Woordafbreking
- zat
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verzadigd van eten of drinken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- [bijvoeglijk naamwoord, voornaamwoord] van Middelnederlands sat [2][3]
- [zelfstandig naamwoord] (verkorting) van het Nederlandse zelfstandige naamwoord zaterdag
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zat | zatter | zatst |
verbogen | zatte | zattere | zatste |
partitief | zats | zatters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zat
- Hij was volkomen zat en begon handtastelijk te worden.
- (informeel) als predicaat met oorzakelijk voorwerp: ergens genoeg van hebbend
- Ik ben het zat!
Synoniemen
- [1] beschonken, dronken
- [2] beu
Vertalingen
Onbepaald voornaamwoord
zat
- (informeel) in voldoende mate
- Er zijn mensen zat die daar niet van houden.
- Er zijn zat mensen die daar niet van houden.
Zelfstandig naamwoord
zat m
- (afkorting), (tijdrekening), (dag) zaterdag, de eerste dag van het weekeinde
- «Open: di, woe, do, vrij; dicht: zat, zo, ma.»
- Geopend op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag; gesloten op zaterdag, zondag en maandag.
- «Open: di, woe, do, vrij; dicht: zat, zo, ma.»
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zitten |
zat
- enkelvoud verleden tijd van zitten
- Ik zat.
- Jij zat.
- Hij, zij, het zat.
- Ik zat.
Verwijzingen
- "zat" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- zat op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Afkortingen van de dagen van de week op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-10-26
Gangbaarheid
- Het woord zat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zat' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Indonesisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Arabisch.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.