zatheid
Nederlands
Woordafbreking
- zat·heid
Zelfstandig naamwoord
zatheid v
- algehele dronkenschap
- Zijn zatheid was stuitend.
- overmatigheid in voedsel
- De slaap des arbeiders is zoet, hij hebbe weinig of veel gegeten; maar de zatheid des rijken laat hem niet slapen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'zatheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zatheid' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Pred. 5:11
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.