verzadigd
Nederlands
Woordafbreking
- ver·za·digd
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van verzadigen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verzadigen |
verzadigd
- voltooid deelwoord van verzadigen
stellend | |
---|---|
onverbogen | verzadigd |
verbogen | verzadigde |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
verzadigd
- genoeg hebbend (van), doordat men er voldoende of te veel van heeft (b.v. gegeten)
- alles opgenomen hebbend wat mogelijk is (b.v. water in een spons)
- (scheikunde) met een enkelvoudige C-C binding tussen twee C-atomen in een molecule
- (natuurkunde) zoveel opgeloste stof bevattend als onder de omstandigheden (temperatuur) mogelijk is in een vloeistof of gas
- (natuurkunde) (van kleuren): geen wit gemengd hebbend bij een spectraalkleur
Afgeleide begrippen
- onverzadigdheid, verzadigdheid
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord verzadigd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verzadigd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.