stof
Nederlands
Woordafbreking
- stof
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘fijne deeltjes’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [A]: Via het Middelnederlandse stoffe afgeleid van het Oudfranse estophe, wat weer een leenwoord uit het Frankisch is (stopfon)
- [B]: Afgeleid van de stam van stuiven
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stof | stoffen |
verkleinwoord | stofje | stofjes |
Zelfstandig naamwoord
[A] stof m/v
- materiaal, chemische verbinding
- weefsel, textiel
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. materiaal, chemische verbinding
2. weefsel, textiel
Zelfstandig naamwoord
[B] stof o
- heel kleine deeltjes
Vertalingen
1. heel kleine deeltjes
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stoffen |
stof
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stoffen
- Ik stof.
- gebiedende wijs van stoffen
- Stof!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stoffen
- Stof je?
Gangbaarheid
- Het woord stof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stof' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.